34405 |
blaten |
bleren:
blē̜rǝ (L266p Sevenum)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
18137 |
blauw oog |
blauw oog:
bla(u)w oëg (L266p Sevenum)
|
Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
24473 |
blauwe bosbes |
moelbeer:
moelbêr (L266p Sevenum),
add. lijst Sevenum (L 266) bij N92
moël-baere (L266p Sevenum),
WLD Additie: bosbes
moël-bāēre (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
moelber:
moelbèr (L266p Sevenum)
|
bosbes [N 92 (1982)], [N 92 (1982)] || bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)] || boschbes [SGV (1914)]
III-4-3
|
33808 |
blauwe en bruine schimmel |
(een) blauwgrijze:
blu̯grīzǝ (L266p Sevenum),
(een) bruingrijze:
brūǝngrīzǝ (L266p Sevenum)
|
De blauwe schimmel is overwegend blauw of grijsblauw, met zwarte manen. Bij de bruine schimmels zijn allerlei schakeringen mogelijk: lichtbruin, donkerbruin, goudbruin, kastanjebruin, roodbruin, zwartbruin of geappeld bruin. Sommige gelijken in kleur sterk op de vossen, maar onderscheiden zich van deze door hun zwarte manen, staart en poten. In principe worden alle paarden die bruine of rode dekharen, zwarte manen en staart hebben, beschreven als bruin. [N 8, 63b]
I-9
|
24122 |
blauwe reiger, reiger |
reiger:
reiger (L266p Sevenum)
|
reiger [SGV (1914)]
III-4-1
|
24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
bromvlieg:
WLD
bròmvlēēg (L266p Sevenum),
hor:
WLD
hor (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17691 |
blazen |
blazen:
bloaze (L266p Sevenum)
|
blazen [DC 37 (1964)]
III-1-1
|
17986 |
bleek |
bleek:
bleik (L266p Sevenum)
|
bleek [SGV (1914)]
III-1-2
|
17987 |
bleek, flets zien |
pips kijken:
pips kiëke (L266p Sevenum)
|
Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34110 |
bles |
bles:
blɛs (L266p Sevenum)
|
Witte streep op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 136b; N 3A, 135b]
I-11
|