18917 |
traag |
traag:
traog (L266p Sevenum),
traòg (L266p Sevenum)
|
niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21818 |
traag praten |
zeveren:
zeivere (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19363 |
trage vrouw |
soeur-tje (< fr.):
sèùreske (L266p Sevenum),
trut:
trut (L266p Sevenum)
|
een domme trage vrouw [sarut, sara] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22512 |
traktatie van jonggehuwden |
huilen:
heule (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
De tractatie van jonggehuwden aan de buurt [lepik, dourt, hertlooi]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21384 |
trakteren |
trakteren (<lat.):
trakteere (L266p Sevenum)
|
trakteeren [SGV (1914)]
III-3-1
|
17731 |
tranende ogen |
soepogen:
soopōēge (L266p Sevenum)
|
oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17928 |
trant |
gang:
gank (L266p Sevenum),
gànk (L266p Sevenum)
|
gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19710 |
trapleer |
trapleer:
traplier (L266p Sevenum),
trapleertje:
traplierke (L266p Sevenum)
|
trapleer [DC 39 (1965)]
III-2-1
|
19809 |
trapleuning |
leun:
lø̜̄n (L266p Sevenum)
|
Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.]
II-9
|
17958 |
trappelen |
trampelen:
trampele (L266p Sevenum),
tràmpele (L266p Sevenum)
|
Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|