| 21787 |
uitsluitsel |
akkoord:
accaord (L266p Sevenum)
|
een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 32416 |
uitspannen |
uitslaan:
ū.tslǭn (L266p Sevenum),
uitspannen:
ūǝtspanǝ (L266p Sevenum)
|
De klompen na bewerking van de binnenkant uit de heulbank halen. [N 97, 96] || Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10, II-12
|
| 23660 |
uitstalling van het allerheiligste |
uitstelling:
oetstelling (L266p Sevenum),
uitstelling van het allerheiligste:
oetstelling van t allerheiligste (L266p Sevenum)
|
Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23424 |
uitstallingstroon |
troon:
troeen (L266p Sevenum)
|
De troon, de ruimte of plek boven het tabernakel waar het Allerheiligste wordt uitgesteld. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 34590 |
uitstekende delen van de trekschei |
slagtompen:
slāxtømp (L266p Sevenum)
|
De delen van de trekschei waaraan de strengen bevestigd worden. [N 17, 25b; N G, 58c]
I-13
|
| 18925 |
uitstellen |
uitstellen:
oetstèlle (L266p Sevenum),
ōēt-stelle (L266p Sevenum)
|
iets niet op het daarop vastgestelde tijdstip verrichten maar het naar een later tijdstip verschuiven [uitstellen, trekken, vertrekken, verstrekken, nazien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18891 |
uitvlucht |
uitmaaksel:
oëtmàksel (L266p Sevenum),
ŏĕtmàksel (L266p Sevenum)
|
wat men aanvoert om iets niet te hoeven doen [uitvlucht, uitvluchtsel, uitmaak, uitmaaksel, flauws, zoeking] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 17705 |
uitwerpselen |
poep:
poep (L266p Sevenum),
stront:
stront (L266p Sevenum)
|
uitwerpselen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
| 33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardskeutels:
pęrskø̄tǝls (L266p Sevenum)
|
[A 9, 24b]
I-9
|
| 34144 |
uitwerpselen van koeien |
koeienflater:
kuu̯ǝflātǝr (L266p Sevenum),
koestront:
kustro.ŋt (L266p Sevenum),
kustroŋk (L266p Sevenum),
mestflater:
mēstflātǝr (L266p Sevenum)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|