21726 |
verhoren |
verhoren:
verhuure (L266p Sevenum),
verhūūre (L266p Sevenum)
|
iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjeurdoag (L266p Sevenum),
ps. de e staat subscript geschreven en is omgespeld in: ë.
verjoardaaëg (L266p Sevenum)
|
Hij was gisteren jarig, maar ik ... zn hele verjaardag vergeten. [DC 45 (1970)] || verjaardag [SGV (1914)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrije (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
kennis hebben:
kènnis hèbbe (L266p Sevenum),
vrijen:
vrei̯ə (L266p Sevenum),
vreͅi̯ə (L266p Sevenum),
vrije (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)] || vrijen [DC 38 (1964)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
tinkelen:
tinkele (L266p Sevenum)
|
Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21390 |
verklaren |
verklaren:
verkloare (L266p Sevenum)
|
verklaren [SGV (1914)]
III-3-1
|
18002 |
verkleumd |
koudig:
keldig zīēn (L266p Sevenum),
stijf:
stīēf van de kaelt (L266p Sevenum),
stīēf wêre vā kelt (L266p Sevenum)
|
kleumen [SGV (1914)] || verkleumen [SGV (1914)] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21392 |
verkoper |
verkoper:
ps. de e staat subscript geschreven en is omgespeld in: ë.
verkoeëper (L266p Sevenum),
verkuuëper (L266p Sevenum)
|
verkooper [SGV (1914)]
III-3-1
|
18074 |
verkouden |
bevangen:
bǝvaŋǝ (L266p Sevenum),
verkoud:
ik bin verkëld (L266p Sevenum),
verkelt (L266p Sevenum),
verkèld (L266p Sevenum),
zwaar verkelt (L266p Sevenum)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || Griep. Hoe noemt men tegenwoordig een zware verkoudheid met koorts? [DC 30 (1958)] || Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
I-9, III-1-2
|
21685 |
verkwanselen |
verkwanselen:
verkwansele (L266p Sevenum),
versjachelen:
versjachele (L266p Sevenum)
|
Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)] || Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|