| 20894 |
vijg |
vijg:
WLD
vièg (L266p Sevenum),
vìĕg (L266p Sevenum)
|
De eetbare, zoete, vlezge vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
| 25354 |
vijl |
vijl:
vīl (L266p Sevenum)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|
| 31371 |
vijlen |
vijlen:
vīlǝ (L266p Sevenum)
|
Een stuk hout bewerken met de houtvijl. [N 53, 159; A 38, 61; monogr.]
II-12
|
| 24961 |
vijver |
kuil:
kōēl (L266p Sevenum),
kūl (L266p Sevenum),
vijver:
viever (L266p Sevenum),
vīvǝr (L266p Sevenum)
|
klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] || Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8, III-4-4
|
| 30793 |
vilder |
vilder:
veldǝr (L266p Sevenum)
|
Iemand die het villen van dood vee en paarden als beroep uitoefent. [S 40; monogr.]
II-10
|
| 30794 |
villen |
villen:
velǝ (L266p Sevenum)
|
Vee de huid afstropen, van het vel ontdoen. [monogr.]
II-10
|
| 27051 |
vim |
vim:
vim (L266p Sevenum)
|
Een langwerpige hoop opgestapelde turven. In II, 84c is gevraagd naar een ''turfhoop''; in A 25, 2a is gevraagd: "Kent u in uw dialect het woord ''viem'', ''vim'', ''vem'', ''vijm'', ''vum'' of een daarop gelijkend woord in de betekenis van een bepaalde maat, hoeveelheid (graan, hout, turf, enz.)?; in A 25, 2b is gevraagd: "Voor welke zaken gebruikt men deze maat en hoe groot is die?" en in A 25, 2c is gevraagd: "Kent u het woord ook in de betekenis van "stapel"? Uit de Amsterdamse lijsten zijn alleen die opgaven gelicht die op een ''maat voor turf'' of een ''stapel turf'' betrekking hebben. Een vim is smaller dan een bult en langwerpig kegelvormig. In L 245 is de vim 3 à 4 turflengten breed. [II, 84c; A 25; 2a; A 25, 2b; A 25, 2c]
II-4
|
| 24386 |
vin |
vin:
vin (L266p Sevenum),
vinne (L266p Sevenum)
|
vin [SGV (1914)] || vinnen [SGV (1914)]
III-4-2
|
| 17825 |
vinden |
vinden:
vinge (L266p Sevenum)
|
vinden [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 17768 |
vinger |
vinger:
vingers (L266p Sevenum),
viŋər (L266p Sevenum)
|
vinger [RND] || vingers [SGV (1914)]
III-1-1
|