17864 |
wiebelen |
dazelen:
daazele (L266p Sevenum),
dazele (L266p Sevenum)
|
Wiebelen: onvast heen en weer bewegen (wiebelen, kwikken, kwikkelen, wiegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33300 |
wieden, algemeen |
geden:
gē̜i̯ǝ (L266p Sevenum),
wieden:
wii̯ǝ (L266p Sevenum)
|
Onkruid bestrijden in het algemeen, ongeacht de manier waarop of het gereedschap waarmee dat gebeurt. Vergelijk ook de meer specifieke handelingen in de andere lemmaɛs van deze paragraaf. De benamingen voor het object onkruid, dat in de woordtypen tussen haken is geplaatst, vindt men in het lemma Onkruid, Algemeen. [N 15, 2; N Q, 11b; JG 1a, 1b, 2c; A 47, 11b; L B2, 272; L 8, 92; S 43, Wi 39; monogr.; add. uit N 18, 8b; A 39, 1b]
I-5
|
19969 |
wieg |
wieg:
weeg (L266p Sevenum),
weëg (L266p Sevenum),
zuus:
zuus (L266p Sevenum),
cf. WNT s.v. "zuus"zie zuze; cf. WNT (XXIX), kol. 532, s.v. "zuze - zuus"= klanknabootsend (wiegeliedje) wieg
zūūs (L266p Sevenum)
|
wieg; bak- of mandvormig ledikantje voor zeer kleine kinderen [wieg, krib, zuus] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
34574 |
wiel |
karrad:
karrāt (L266p Sevenum),
rad:
rā.t (L266p Sevenum),
rāt (L266p Sevenum),
meervoud
rāi̯.ǝr (L266p Sevenum),
radje:
verkleinwoord
rɛtjǝ (L266p Sevenum)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
31573 |
wielband |
band:
bank (L266p Sevenum),
karband:
karbaŋt (L266p Sevenum),
reep:
rīp (L266p Sevenum)
|
De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.]
II-11
|
22412 |
wielerwedstrijd |
ronde:
rongde (L266p Sevenum)
|
Snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24276 |
wielewaal |
gele wielewaal:
galle wielewaal (L266p Sevenum),
gèle wielewaal (L266p Sevenum)
|
Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
29123 |
wielgaffel |
gaffel:
gafǝl (L266p Sevenum),
gavelspil:
(mv)
gāvǝlspīǝlǝ (L266p Sevenum)
|
De twee schuingeplaatste stijltjes die samen een soort vork vormen waartussen het drijfwiel van het spinnewiel loopt. Volgens de informant van K 353 is deze gaffel daar onbekend. [N 34, B7]
II-7
|
23554 |
wierook |
wierook:
wiroek (L266p Sevenum),
wirrek (L266p Sevenum)
|
Wierook [wierek, wierooch?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23556 |
wierookkorrels |
wierookskorrels:
wirrekskorrels (L266p Sevenum)
|
Wierookkorrels. [N 96B (1989)]
III-3-3
|