22374 |
wippen |
wippen:
(w)ipe (L266p Sevenum),
wippe (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Op, met een wip spelen [kwikkwakken, kweken, kwinkkwaken, kwikkelen, wiegschalen, wippen, kiegelen]. [N 88 (1982)] || wippen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
19306 |
wispelturig |
met de wind mee draaien:
met de wingd meidrejje (L266p Sevenum),
met de wink mei-dreije (L266p Sevenum),
met de wind mee waaien:
met de winkt meij-weijen (L266p Sevenum),
mèt de wingd mèj wejje (L266p Sevenum),
ongedurig:
Opm. oo kort.
oongedurrig (L266p Sevenum)
|
nu eens kwaad, dan weer poeslief zijn [heupen] [N 85 (1981)] || steeds veranderend van stemming en doelstelling [hobbeleurig, wispelturig] [N 85 (1981)] || wispelturig [SGV (1914)]
III-1-4
|
25093 |
wisselen |
verwisselen:
verwissele (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33779 |
wisselen van de tanden |
breken:
brē̜kǝ (L266p Sevenum),
wisselen:
wesǝlǝ (L266p Sevenum)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
34143 |
wisselen van tanden |
breken:
brē̜kǝ (L266p Sevenum)
|
[N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22]
I-11
|
25174 |
wisselvallig weer |
bijs-lucht:
biès loogt (L266p Sevenum),
bīēs lōōgt (L266p Sevenum),
bijsachtig:
(zo ook wel genoemd).
bīēs-èchtig (L266p Sevenum),
grijze lucht:
griĕs loogt (L266p Sevenum),
grīēs lōōgt (L266p Sevenum),
kwakkelen:
kwakele (L266p Sevenum),
kwakkelig (weer):
kwaakelig (L266p Sevenum),
kwakkelige lucht:
kwāākelige lōōgt (L266p Sevenum)
|
lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
kol:
kǫl (L266p Sevenum)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
33600 |
witlof |
witlof:
witlof (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt u: Brussels witlof (cichorium intybus - fam. compositae) [N 71 (1975)]
I-7
|
24521 |
witte abeel |
italiaanse populier:
Italiaanse popelier (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt U: de witte populier [N 50 (1972)]
III-4-3
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witte donderdig (L266p Sevenum)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|