24855 |
zwaluwtong |
draai:
WBD
drej (L266p Sevenum),
WLD; Heukels 73
drei-j (L266p Sevenum)
|
Zwaluwtong (polygonum convolvulus). Tot meer dan 1 m lange klimplant; de stengels zijn windend, dun en ruw; de bladeren zijn pijlvormig en driehoekig; de bloemen groeien in trosjes in de bladoksels, het bloemdek is driekantig met een smalgevleugelde slip; [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18537 |
zwart pak |
zwart pak:
zwart pak (L266p Sevenum)
|
pak, zwart ~, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34036 |
zwartbonte koe |
zwartbont (bijvgl. nmw.):
zwartbǫŋk (L266p Sevenum)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 126]
I-11
|
24345 |
zwarte bladluis |
hemelzaad:
haemelzaod (L266p Sevenum),
meel:
cf. WNT sv meluw I
ónger de maele (L266p Sevenum)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18365 |
zwarte gebreide dameskous |
wollen sok:
wolle sök (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
dameskousen, zwarte gebreide ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34040 |
zwarte koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (L266p Sevenum)
|
[N 3A, 130a]
I-11
|
34041 |
zwarte koe met witte kop en zwarte vlekken om de ogen |
blaar:
blǭr (L266p Sevenum)
|
[N 3A, 130b]
I-11
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
krèj (L266p Sevenum),
ravel:
ravel (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai [SGV (1914)]
III-4-1
|
24865 |
zwarte nachtschade |
duivelskrallen:
WBD
duuvelskràlle (L266p Sevenum),
WLD
duuvels-kralle (L266p Sevenum),
hondskralen:
hǫŋkskralǝ (L266p Sevenum),
hǫŋǝs kralǝ (L266p Sevenum),
zwarte kralen:
zwarte kralǝ (L266p Sevenum)
|
Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] || Zwarte nachtschade (solanum nigrum). Een 10 tot 40 cm grote, kruidachtige plant, niet windend; de stengels zijn iets behaard of kaal; de bladeren zijn iets eivormig, gaafrandig of iets bochtig getand; de bloemen groeien in schermvormige trossen, wit van k [N 92 (1982)]
I-5, III-4-3
|
26776 |
zwarte turf |
kluiten:
klutǝ (L266p Sevenum),
zwarte:
zwartǝ (L266p Sevenum)
|
Vergelijk het lemma ''zwart- of blauwveen''. [I, 45b; monogr.]
II-4
|