18400 |
borstrok |
hemdrok:
haemdrók (L266p Sevenum),
lijfje:
liefke (L266p Sevenum)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18603 |
borstrok (voor mannen) |
hemdrok:
haemdrók (L266p Sevenum)
|
borstrok voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
hemdrok:
haemdrók (L266p Sevenum)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18248 |
borstspeld |
speld:
spelt (L266p Sevenum)
|
speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18323 |
borststuk van een schort |
boezem:
boezem (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18082 |
borstvliesontsteking |
pleuris:
pleuris (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18528 |
borstzak(je) |
vestjestasje:
vesjesteske (L266p Sevenum)
|
pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33713 |
bos |
bos:
bos (L266p Sevenum)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
33516 |
bos groente |
bos:
WLD
’ne bōes grùntes (L266p Sevenum),
’nne boes (L266p Sevenum)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
I-7
|
33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (L266p Sevenum)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|