24604 |
canadapopulier |
canada:
canada (L266p Sevenum),
canadapopulier:
Canada popelier (L266p Sevenum),
canadasse populier:
Kandelse (L266p Sevenum),
canadassenboom:
WLD
kandalse (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)] || Hoe noemt U: canada [N 50 (1972)] || Hoe noemt U: de blauwe populier [N 50 (1972)]
III-4-3
|
23643 |
canonborden |
canonborden:
canonborden (L266p Sevenum)
|
De canonborden op het altaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18557 |
capuchon |
capuchon (fr.):
capuchon (L266p Sevenum)
|
capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18067 |
cariës |
wolf:
wolf (L266p Sevenum),
wòlf (L266p Sevenum)
|
Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, cariës). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22439 |
carnavalsoptocht |
optocht:
optoch (L266p Sevenum),
optocht (L266p Sevenum)
|
De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22678 |
castagnetten |
kleppers:
kleppers (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
34373 |
castreermes |
scheermes:
sxē̜rmɛs (L266p Sevenum)
|
Instrument waarmee men castreert. Uit de opgaven blijkt dat dit instrument in de meeste gevallen een scheermes is. De informant van Q 208 (Vijlen) vermeldt dat het scheermes "vroeger" werd gebruikt. [N 76, 46]
I-12
|
33749 |
castreren |
snijden:
snii̯ǝ (L266p Sevenum),
snīi̯ǝ (L266p Sevenum),
snīǝi̯ǝ (L266p Sevenum)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11, I-12, I-9
|
23886 |
catechismus |
catechismus:
kategiesmes (L266p Sevenum)
|
De katechismus, de christelijke leer, de kristenleer, de kinderleer [de kienderlieër, kristelier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23887 |
catechismusboekje |
catechese:
kategies (L266p Sevenum)
|
Het boekje [kategèssemes, kategèsm, katejismes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|