e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kibbelen knibbelen: knebbele (Simpelveld), zengen: tsenke (Simpelveld) kibbelen [SGV (1914)] III-3-1
kiel kiel: keel (Simpelveld, ... ) hes (kiel) [SGV (1914)] || kiel [SGV (1914)] III-1-3
kiem schoss (du.): fort  schôs (Simpelveld) scheut [SGV (1914)] III-4-3
kiemen uitlopen: oesloofə (Simpelveld) Uit de kiem opgroeien, gezegd van planten (uitbotten, kesemen). [N 82 (1981)] III-4-3
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen schieten: šesǝ (Simpelveld) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kienen kienen: kienne (Simpelveld) 2. Kienen. III-3-2
kieskauwen kauwen: kuijə (Simpelveld), miemelen: miemmələ (Simpelveld), mīēmmələ (Simpelveld), zeuteren: zūūterə (Simpelveld) lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)] || zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)] III-2-3
kieskauwer fiemel: fiemel (Simpelveld), streep onder de ie  fieməl (Simpelveld) kieskeurige eter in ongunstige zin || lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)] III-2-3
kieskeurig kieskeurig: kieskeuriech (Simpelveld), vies: vies (Simpelveld) kieskeurig [SGV (1914)] || niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)] III-1-4
kietelen kietelen: kiedələ (Simpelveld) Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)] III-1-2