19615 |
kom |
grèle:
gryl (Q116p Simpelveld),
komp:
koͅmp (Q116p Simpelveld)
|
kom [SGV (1914)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
komə (Q116p Simpelveld),
kŏŏme (Q116p Simpelveld)
|
komen [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
18826 |
kommervol (zijn): kommer |
leedmoedig:
leedmeudiech (Q116p Simpelveld)
|
vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20005 |
konijn |
konijn:
knien (Q116p Simpelveld)
|
konijn [SGV (1914)]
III-2-1
|
24322 |
konijnenhol |
hol:
WBD/WLD
heul (Q116p Simpelveld),
konijnshol:
kniengshöël (Q116p Simpelveld)
|
Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] || konijnenhol [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
21266 |
koning |
koning:
kunning (Q116p Simpelveld),
køͅniŋ (Q116p Simpelveld)
|
koning [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
22518 |
koning en vrouw van een kleur in een hand |
bruid:
bruut (Q116p Simpelveld)
|
Koning en dame in kaartspel.
III-3-2
|
28400 |
koningin |
koningin:
kønǝgen (Q116p Simpelveld)
|
Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.]
II-6
|
19416 |
kookkachel, fornuis |
fornuis:
foͅrnø̄s (Q116p Simpelveld)
|
fornuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
20584 |
kooksel |
gekookte, het -:
ət gəkāōgdə (Q116p Simpelveld),
gekookts, het -:
gekèùchs (Q116p Simpelveld)
|
kooksel; Hoe noemt U: Het gekookte, het kooksel (kokenage, kook, zooi) [N 80 (1980)]
III-2-3
|