19029 |
luilak |
vuilik:
voelig, woa’s de bis (Q116p Simpelveld)
|
luilak ( - , die je bent} [SGV (1914)]
III-1-4
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
gəsjpannə loestərə (Q116p Simpelveld),
løstere (Q116p Simpelveld)
|
[N 84 (1981)]luisteren [SGV (1914)]
III-1-1
|
20566 |
lurken |
lotsen:
loetsjə (Q116p Simpelveld),
lurken:
lurkə (Q116p Simpelveld),
nirgelen:
nirgələ (Q116p Simpelveld),
zeveren:
zevərə (Q116p Simpelveld)
|
lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20486 |
lusten |
gaarne haan:
gèər han (Q116p Simpelveld),
hangen naar:
hange noa (Q116p Simpelveld),
lusten:
luste (Q116p Simpelveld),
zin haan:
zin han (Q116p Simpelveld)
|
lusten [SGV (1914)] || lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
31868 |
maaien |
maaien:
mīǝnǝ (Q116p Simpelveld)
|
Vóór het verschijnen van de maaimachines werd het gras in het algemeen met de zeis gemaaid; de lemma''s van deze paragraaf hebben dan ook alleen op het maaien met de zeis betrekking. Aan het slot van de paragraaf over de zeis komt de grasmaaimachine zelf nog ter sprake. Hieronder zijn opgenomen de algemene benamingen voor het maaien: het afsnijden van het gras, het koren of een ander gewas met de zeis. In dit lemma en in de klankkaart wordt het woord maaien zèlf gedocumenteerd; in het volgende lemma, ''gras (af)maaien'', worden dan de specifieke of afwijkende woorden en woordvormen met betrekking tot het gras opgenomen. Zo zullen in de aflevering over de Akkerbouw de specifieke woorden voor het maaien van het graan en de andere gewassen worden gegeven. In de klankkaart is de klankkleur en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur staan steeds de varianten met j-klank vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 11, add.; N 14, 86 add.; N 18, 67 add.; JG 1a, 1b; A 2, 70; A 3, 38, 40d; A 23, 16; L A2, 325, 483; L 4, 38; L 35, 85; L 39, 41; R 1; RND 122; S 22 add.; Wi 40; Lu 2, 34 II; monogr.]
I-3
|
25165 |
maansverduistering |
maaneclips:
moaneclips (Q116p Simpelveld)
|
Eclips van de maan [SGV (1914)]
III-4-4
|
25162 |
maanx |
mond (du.):
mond (Q116p Simpelveld)
|
maan [SGV (1914)]
III-4-4
|
25249 |
maat, algemeen |
maat:
moas (Q116p Simpelveld)
|
de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
31279 |
machinale hamer |
lofthamer:
lofhamǝr (Q116p Simpelveld),
stoomhamer:
štōmhamǝr (Q116p Simpelveld),
veerhamer:
vɛ̄rhamǝr (Q116p Simpelveld)
|
Hamer, door stoom, perslucht of elektriciteit aangedreven, waarmee zware voorwerpen kunnen worden gesmeed. De machinale hamer wordt doorgaans alleen in fabrieken en grote smederijen gebruikt. Hij bestaat uit een hamergewicht dat tussen loodrechte rails aan een touw of stang is bevestigd en vanaf een bepaalde hoogte naar beneden kan vallen. Wanneer de hamer door stoom wordt aangedreven, spreekt men van een stoomhamer; een hamer op perslucht wordt luchtdrukhamer genoemd. Bij de veerhamer is het hamergewicht aan een bladveer bevestigd om de hamerwerking te verhogen. De veerhamer wordt onder meer gebruikt bij het smeden van spaden en schoppen. [N 33, 70-72; N 33, 76]
II-11
|
17554 |
mager |
mager:
mààgər (Q116p Simpelveld),
schraal:
schraol (Q116p Simpelveld),
slabberans:
sjlabbərons (Q116p Simpelveld)
|
mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|