18094 |
niersteen |
niersteen:
neersjtèng (Q116p Simpelveld)
|
Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24716 |
niet gedijen |
niet aarden:
nit aardə (Q116p Simpelveld)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18801 |
niet helder van geest |
schwach (du.) van verstand:
sjwaach va vərsjtank (Q116p Simpelveld)
|
niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32721 |
niet of niet goed voren |
het schaar(d) is bot:
ǝt šā.r es˱ bo.t (Q116p Simpelveld)
|
Aan het begin van een nieuwe voor kan het gebeuren - vooral als men de ploegstaart niet stevig vasthoudt - dat de ploeg niet of moeilijk de grond in wil: het ploeglichaam trekt een streep over de harde voor of pakt deze slechts ten dele. Een ploeg voort niet goed, als hij - niet goed afgesteld zijnde - te veel of te weinig grond grijpt of de losgeploegde aarde te hoog opwerpt. Er ontstaan evenmin mooie voren, als er kweekgras, onverteerde mest e.d. in het om te ploegen land zitten en als er zich mest vastzet aan de ploegschei. [JG 1a; N 11A, 124c; monogr.]
I-1
|
25172 |
nieuwe maan |
donkere mond (du.):
donkere mond (Q116p Simpelveld),
nieuw licht:
nuej lith (Q116p Simpelveld),
nieuwe mond (du.):
nueje mond (Q116p Simpelveld),
nui-ə mònt (Q116p Simpelveld),
nuiə mónd (Q116p Simpelveld)
|
maan [donkere ~] [SGV (1914)] || schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaar:
Vgl. pag. 53: gelukzieëlig (... nuijoar): gelukzalig (... nieuwjaar).
nui-joar (Q116p Simpelveld)
|
Nieuwjaar.
III-3-2
|
19052 |
nieuws |
nieuws:
nuits (Q116p Simpelveld),
nujts (Q116p Simpelveld)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)] || nieuws [SGV (1914)]
III-3-1
|
19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
nujsjierig (Q116p Simpelveld)
|
nieuwsgierig [SGV (1914)]
III-1-4
|
19177 |
nieuwsgierigaard |
nieuwsgierige aap:
nuisjierigə aap (Q116p Simpelveld)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18020 |
niezen |
niezen:
nisse (Q116p Simpelveld)
|
niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|