id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17917 | omhelzen | om de hals krijgen: um `n hoas kriege (Simpelveld) | omhelzen [SGV (1914)] III-1-2 |
17850 | omhooggaan | opstijgen: opsjtiegə (Simpelveld) | rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
20142 | omslagluier | vees: cf. Schuermans en WNT vīyš (Simpelveld) | Hoe noemt men de doeken, waarin de zuigelingen gewikkeld worden ? Hebben de binnenste een andere naam dan de buitenste ? [DC 04 (1936)] III-2-2 |
25087 | onbelangrijk | onwichtig: onwiechtiech (Simpelveld) | van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)] III-4-4 |
25149 | onbewolkt | klaar: klaor (Simpelveld), kloar (Simpelveld), klare lucht: kloor lōēət (Simpelveld) | onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)] III-4-4 |
32784 | onderdelen van de kettingeg | kleine botte tanden: kl˙ęŋ botǝ ts˙ɛ ̝ŋ (Simpelveld), sleepbalk: šlē.f˱ba.lǝk (Simpelveld), trekbalk: tręk˱ba.lǝk (Simpelveld) | Voor de betrokken onderdelen zie men ook de afb. 63 en 64. [N 11A, 163b + c + d; monogr.] I-2 |
32845 | onderdelen van het zwenghout en de evenaar | kam: ka.mp (Simpelveld), schachtel (d.): ša.xtǝl (Simpelveld), trekkam: trękka.mp (Simpelveld) | Voor de betrokken onderdelen zie men ook de afb. 98, 99 en 100. [N 11A, 103a + b + c; N 11A, 104a + b; div.; monogr.] I-2 |
24637 | ondereinde van de stam | vot: vot (Simpelveld) | Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)] III-4-3 |
18401 | ondergoed | onderwas: ongerwesch (Simpelveld) | Onderkleding. Wat is in uw dialect het gewone woord voor onderkleding? [DC 62 (1987)] III-1-3 |
32731 | ondergronden, woelen | ondergronden: oŋǝrgroŋǝ (Simpelveld) | Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b] I-1 |