e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
overhoeks eggen overkant [eggen]: øvǝrkai̯.ŋk (Simpelveld) Manier van eggen waarbij men met de eg schuin over de akker gaat. Men kan schuin in de lengterichting of schuin in de breedterichting eggen. Zie afb. 71. Nadat men een akker overhoeks geëgd heeft (om onkruid te bestrijden of om de grond gelijk te trekken), egt men hem gewoonlijk in de lengte af. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ¬¥eggen¬¥. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 84c; N 11A, 177c; div.; monogr.] I-2
overhoop halen ondersteboven halen: ungəsjtə baovə haolə (Simpelveld) Overhoop halen (modden). [N 84 (1981)] III-1-2
overlangs heen en weer eggen in de lengte [eggen]: en dǝ lɛ ̝.ŋdǝ (Simpelveld), op en neer[eggen]: ǫp˱ ɛn nēr (Simpelveld), recht op en neer [eggen]: rɛ̄ ̝t˱ op˱ ǝn nēr (Simpelveld), zonder vol [eggen]: zo.ŋǝr v˙ǫl (Simpelveld) Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.] I-2
overmoedig gedrag domme strijk: domme sjtrich (Simpelveld) cranerie [SGV (1914)] III-1-4
overrijp, beurs melig: maəlig (Simpelveld) Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)] I-7
overschot, restant rest: res (Simpelveld) dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] III-4-4
overtroeven overtroeven: uvvertroeve (Simpelveld) Overtroeven (bij kaartspel). III-3-2
overtuigd overtuigd: uvvertsŭŭgt (Simpelveld) overtuigd [SGV (1914)] III-1-4
overtuigen overtuigen: uvvertsŭüge (Simpelveld) overtuigen [SGV (1914)] III-1-4
overweg overweg: uoverweg (Simpelveld) de plaats waar men een spoorweg kan oversteken [overweg, bareel] [N 90 (1982)] III-3-1