e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pandoeren (kaartspel) pandoeren: pandoere (Simpelveld) Pandoeren (kaartspel). III-3-2
pap brij: brij (Simpelveld, ... ), brīj (Simpelveld) brij [SGV (1914)] || brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] III-2-3
papier papier: papier (Simpelveld) papier [SGV (1914)] III-3-1
parel parel: perl (Simpelveld) parel [SGV (1914)] III-1-3
parelen krallen: kràllə (Simpelveld), op-perlen: oppèrlə (Simpelveld), perlen (du.): pèrlə (Simpelveld) parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)] III-2-3
paspoort pas: pas (Simpelveld, ... ) het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)] III-3-1
passersleutel passleutel: pasšløsǝl (Simpelveld) Soort schroevendraaier met twee punten om de benen van een passer aan te draaien en vast te zetten. Zie ook afb. 202. [N 33, 300f] II-11
pastoor pastoor (<lat.): pasjtu.ər (Simpelveld) pastoor [RND] III-3-3
pastorie pastorie: pastreej (Simpelveld) pastorie [SGV (1914)] III-3-3
pater pater (lat.): pa:tər (Simpelveld) pater [RND] III-3-3