22526 |
pandoeren (kaartspel) |
pandoeren:
pandoere (Q116p Simpelveld)
|
Pandoeren (kaartspel).
III-3-2
|
20558 |
pap |
brij:
brij (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld,
Q116p Simpelveld),
brīj (Q116p Simpelveld)
|
brij [SGV (1914)] || brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21126 |
papier |
papier:
papier (Q116p Simpelveld)
|
papier [SGV (1914)]
III-3-1
|
18395 |
parel |
parel:
perl (Q116p Simpelveld)
|
parel [SGV (1914)]
III-1-3
|
20560 |
parelen |
krallen:
kràllə (Q116p Simpelveld),
op-perlen:
oppèrlə (Q116p Simpelveld),
perlen (du.):
pèrlə (Q116p Simpelveld)
|
parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21202 |
paspoort |
pas:
pas (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31541 |
passersleutel |
passleutel:
pasšløsǝl (Q116p Simpelveld)
|
Soort schroevendraaier met twee punten om de benen van een passer aan te draaien en vast te zetten. Zie ook afb. 202. [N 33, 300f]
II-11
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pasjtu.ər (Q116p Simpelveld)
|
pastoor [RND]
III-3-3
|
23236 |
pastorie |
pastorie:
pastreej (Q116p Simpelveld)
|
pastorie [SGV (1914)]
III-3-3
|
23296 |
pater |
pater (lat.):
pa:tər (Q116p Simpelveld)
|
pater [RND]
III-3-3
|