e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheel zien schelen: sjéélə (Simpelveld) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op eenzelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, blieken, een bloem op het oog hebben). [N 84 (1981)] III-1-1
scheen scheen: sjien (Simpelveld), šíən (Simpelveld) scheen [SGV (1914)] || scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
scheerapparaat elektrisch schere-apparaat: electrisch schēre apparaat (Simpelveld) Electrisch scheerapparaat [DC 64 (1989)] III-1-3
schelden, schimpen chicaneren (<fr.): sjokkeneere (Simpelveld), schampen: sjäämpe (Simpelveld), schelden: sjelde (Simpelveld), ‘sjimpe en sjelle’  sjelle (Simpelveld) schelden [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)] III-1-4
schemering, valavond het vallen van de avond: ⁄t valle van der oavend (Simpelveld) schemering [SGV (1914)] III-4-4
schenkel beenschijf: beesjief (Simpelveld), schenk: sj‧eenk (Simpelveld), schenkel: schenkel (Simpelveld), sjinkəl (Simpelveld), schenkenknook: (Fort).  sjinkeknôch (Simpelveld) schenkel [SGV (1914)] || schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)] III-2-3
scherp eggen vast door de grond houden: va.st˱ dørǝx ˲dǝr gro.ŋk hau̯ǝ (Simpelveld), voorwaarts [eggen]: vø̜rwats (Simpelveld) Werken met een eg die "scherp" is aangespannen. De tanden van de eg staan dan schuin naar voren gericht en gaan dientengevolge diep door de grond heen. Zie afb. 69. De termen zijn primair van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In streken waar men gezien de grondsoort met één egtype kon volstaan en bij de bestrijding van onkruid uitsluitend of voornamelijk scherp egde, kan voor "scherp eggen" en "onkruid uiteggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten, zien men de toelichting bij het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b add.; N 11A, 173a; N P, 15a; monogr.] I-2
scherp luisteren gespannen luisteren: gəsjpannə loestərə (Simpelveld) [N 84 (1981)] III-1-1
scheuken schuren: šūrǝ (Simpelveld) Het zich wegens jeuk wrijven, gezegd van dieren. [S 31] I-11
scheurbuik scheurbuik: scheurbuik (Simpelveld) Scheurbuik: ziekte die ontstaat door gemis van vers fruit en verse groente en die zich openbaart door zwellingen en bloedingen van het tandvlees, het losstaan der tanden, etc. (scheurbot, blauwschuit, scorbuut). [N 84 (1981)] III-1-2