e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schimmel schimmel: šømǝl (Simpelveld) Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31] I-9
schimmel (plantje) schimmel: sjummel (Simpelveld) schimmel (plant) [SGV (1914)] III-4-3
schip schip: sjift (Simpelveld), šip (Simpelveld) schip [RND], [SGV (1914)] III-3-1
schipper schipper: šipər (Simpelveld) schipper [RND] III-3-1
schoen: algemeen schoen: sjŏŏng (Simpelveld) schoen [SGV (1914)] III-1-3
schoenen (mv.) schoenen (mv.): sjŏŏng (Simpelveld) schoenen (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
schoenen poetsen wiksen: wiksə (Simpelveld, ... ) schoenen poetsen III-1-3, III-2-1
schoenmaker schoester: šustǝr (Simpelveld) In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.] II-10
schoftzadel zadel: z˙āl (Simpelveld) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10
schokschouderen de schouders optrekken: de sjŏŏwer ŏŏptrekke (Simpelveld) schokschouderen [SGV (1914)] III-1-2