e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spatader krampader: krampoar (Simpelveld), spat: sjpat (Simpelveld) spatader [SGV (1914)] || Spatader: plaatselijk uitgezette ader met dikke blauwachtige knobbels; blijvende uitzettting van een ader vooral in de benen (spat, ader, spatader, puilader, aderspat). [N 84 (1981)] III-1-2
spatten sprietsen: sjprietse (Simpelveld, ... ) in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)] || spatten [SGV (1914)] III-4-4
speculaas print: print (Simpelveld) speculaas III-2-3
speeksel spij: sjpui (Simpelveld) Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)] III-1-1
speeksel uitspuwen spijen: sjpujje (Simpelveld), ṣpö.yjə (Simpelveld) (speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen [SGV (1914)] III-1-1
speelgoed speelzaken: sjpieëlzaache (Simpelveld) Speelgoed. III-3-2
speelkaart kaart: kaat (Simpelveld) Kaart. III-3-2
speelplaats speelplein: sjpieëlplei (Simpelveld) de plaats voor of bij de school waar de leerlingen voor of na de schooltijd en tijdens de pauzes verblijven [cour, speelplaats] [N 90 (1982)] III-3-1
spek spek: spek (Simpelveld) spek [garstig~] [SGV (1914)] III-2-3
spel (alg.) spel: sjpel (Simpelveld, ... ) spel [SGV (1914)] || Spel. III-3-2