17915 |
sprokkelen |
(hout) rapen:
hoots rafe (Q116p Simpelveld),
zomeren:
zuumərə va hoots (Q116p Simpelveld)
|
sprokkelen [SGV (1914)] || Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruiten:
sjproete (Q116p Simpelveld)
|
spruiten [SGV (1914)]
I-7
|
17910 |
spuiten |
sprietsen:
sjprietse (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld),
sjprietsə (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld),
sprīētsə (Q116p Simpelveld),
spritsen (<du.):
sjprietsə (Q116p Simpelveld)
|
persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten [SGV (1914)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|
30679 |
staalborstel |
draadborstel:
drǭt˱bøštǝl (Q116p Simpelveld)
|
Soort handborstel met stalen draden waarmee vuil en roest van metaal kan worden verwijderd, koper gepolijst kan worden, etc. Zie ook afb. 207. Volgens respondenten uit L 159a, 165, 192a, 213, 217, 289, 290, 291, 382, 414, 423, 432, P 47, 219, Q 18, 71, 83, 86, 111 en 121b werd de staalborstel ook vaak gebruikt om vijlsel uit de kap van het blad van vijlen te verwijderen. Vgl. het lemma "vijlborstel". Zie ook het lemma "staalborstel" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 203-204. [N 33, 107; N 33, 216; N 64, 59a-b]
II-11
|
17819 |
staan |
staan:
sjtoa (Q116p Simpelveld)
|
staan [SGV (1914)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
štats (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld),
staat:
sjtats (Q116p Simpelveld)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [SGV (1914)] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-9, III-4-2
|
21272 |
stad |
stad:
sjtad (Q116p Simpelveld),
štat (Q116p Simpelveld)
|
stad [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
28377 |
stal |
stal:
šta.l (Q116p Simpelveld)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
21135 |
stallen |
vortzetten:
voetsetze (Q116p Simpelveld)
|
[voertuigen, rijwielen enz.] in een garage of bewaarplaats zetten [stallen, stationeren, garen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24579 |
stam van de boom |
stam:
sjtam (Q116p Simpelveld)
|
Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|