e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stamper, stempel stempel: štɛmpǝl (Simpelveld) Metalen stift of blok waarvan het uiteinde past in de uitholling van de matrijs. Bij het stampen wordt de stamper op het werkstuk boven de uitholling van de matrijs gehouden. Vervolgens wordt er met een hamer op het bovenste uiteinde van de stamper geslagen waardoor het aan de onderzijde van de stamper aangebrachte motief in de metaalplaat wordt uitgeperst. Zie ook afb. 167. [N 33, 276] II-11
stampijzer stampijzer: štamp˱īzǝr (Simpelveld) Hoefijzer waarin geen gleuf is aangebracht. In een stampijzer worden de nagelgaten afzonderlijk ingestampt door de gehele dikte van het ijzer. [N 33, 353] II-11
standbeeld standbeeld: sjta:ntbe.lt (Simpelveld) standbeeld [RND] III-3-2
station bahn (<du.): baan (Simpelveld) de plaats van aankomst en vertrek van treinen [station, statie, halte] [N 90 (1982)] III-3-1
steeg, steegje gats, gatsje: gaas (Simpelveld), gets (Simpelveld), gets/che (Simpelveld), getsche (Simpelveld), getske (Simpelveld), steeg, steegje: schteegske (Simpelveld) een smalle, armoedige straat [slop, straatje, steeg, gats] [N 90 (1982)] || steeg [SGV (1914)] || steegje [SGV (1914)] III-3-1
steek steek: sjtich (Simpelveld) steek [SGV (1914)] III-1-2
steekpasser gewone passer: gǝwø̜nǝ pasǝr (Simpelveld) Werktuig voor het uitzetten van maten en voor het trekken van cirkelbogen. Het bestaat uit twee rechte benen met scherpe punten die aan de bovenzijde met een scharnier verbonden zijn. Zie ook afb. 79. [N 33, 252a-b; N 33, 252k; N 66, 1b] II-11
steekpasser met stelboog steekpasser: štē̜xpasǝr (Simpelveld) Steekpasser waarvan de beide benen door een stelboog met elkaar verbonden zijn. Door een op de stelboog aangebrachte schroef vast te draaien kunnen de benen van de passer in een bepaalde positie gefixeerd worden. Zie ook afb. 80. [N 33, 252e; N 64, 80b; N 66, 1b] II-11
steeksleutel steeksleutel: štē̜xšløsǝl (Simpelveld  [(enkele en dubbele bek)]  ) Niet verstelbare, stalen sleutel met open bek die wordt gebruikt voor het vast- en losdraaien van moeren. De steeksleutel kan enkel of dubbel zijn uitgevoerd. In het laatste geval hebben de twee bekken direct op elkaar volgende afmetingen. In tegenstelling tot de ringsleutel kan men met de steeksleutel de bout of moer aan de zijkant vastgrijpen. Zie ook afb. 197. Het woordtype gassleuter (P 47) is specifiek van toepassing op een platte steeksleutel die wordt gebruikt voor werkzaamheden aan gasleidingen. Zie ook afb. 197d. [N 33, 300a-c; N 64, 78a; monogr.] II-11
steelvormig handvat steel: sjtil (Simpelveld) steel [SGV (1914)] III-2-1