21487 |
stempelen |
stempelen:
sjtempele (Q116p Simpelveld),
Karte 422.
stempel(e)n (Q116p Simpelveld)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)] || stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen)
III-3-1
|
19893 |
stenen omheining |
muur:
moer (Q116p Simpelveld)
|
een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
baar:
bār (Q116p Simpelveld),
grèle:
gryl (Q116p Simpelveld)
|
keulse pot || pot
III-2-1
|
20964 |
sterke drank |
spriet:
sjpriet (Q116p Simpelveld)
|
sterke drank
III-2-3
|
20323 |
sterven |
doodgaan:
WBD/WLD
doeəd goa (Q116p Simpelveld),
sterven:
sjterve (Q116p Simpelveld),
WBD/WLD
sjtervə (Q116p Simpelveld)
|
Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [SGV (1914)]
III-2-2, III-4-2
|
19308 |
stiekem |
hinderrugs:
hingeruks (Q116p Simpelveld)
|
achterbaks [SGV (1914)]
III-1-4
|
20579 |
stiekem eten |
naschen (du.):
nasche (Q116p Simpelveld),
sneuveren:
sjnēūvərə (Q116p Simpelveld)
|
stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34050 |
stier |
stier:
stɛr (Q116p Simpelveld),
štēr (Q116p Simpelveld),
štēǝr (Q116p Simpelveld)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
19641 |
stijfsel |
stijf:
štīf (Q116p Simpelveld)
|
stijfsel
III-2-1
|
27438 |
stijl |
stijl:
štil (Q116p Simpelveld)
|
Het verticale deel van een kozijn waaraan de deur of het raam zijn opgehangen of waartegen deze aanslaan. Kozijnstijlen waren vroeger doorgaans van grenehout, tegenwoordig zijn zij ook van hardhout, metaal of kunststof. [N 55, 7a; monogr.]
II-9
|