e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stuikmachine stuikmachine: štukmašiŋ (Simpelveld) Machine, die in grote smederijen wordt gebruikt voor het opstuiken van ijzeren staven. Ze is van twee verstelbare klembekken voorzien, waarin de gloeiende stukken worden vastgezet; door het draaien van een vliegwiel worden de stukken tegen elkaar geperst (Zwiers II, pag. 435). [N 33, 284; N 33, 253] II-11
stuipen begaafdheid: begoaftheet (Simpelveld), stuipen: sjtuupə (Simpelveld) stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] || stuipen: Plotselinge spiersamentrekkingen, vaak samen met bewustloosheid; stuipen (stuipen, gaven, convulsies). [N 84 (1981)] III-1-2
stuiven van droog zand of stof stubben: sjtubbe (Simpelveld) stuiven [SGV (1914)] III-4-4
stuiver dubbele merk: dŏĕbel merk (Simpelveld) stuiver [SGV (1914)] III-3-1
suiker suiker: tsoĕker (Simpelveld) suiker [SGV (1914)] III-2-3
suikerbiet suikerkroot: tsukǝrkrūǝt (Simpelveld) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
suikerklontje klompje: klumpchə (Simpelveld), klumpkə (Simpelveld), suikerklompje: tsoekərklūmpkə (Simpelveld), tsŏĕkərklumpchə (Simpelveld) klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)] III-2-3
sukkelen sukkelen: sukkələ (Simpelveld) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)] III-1-2
syfilis syfilis: siefieləs (Simpelveld) Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
taart taart: toet (Simpelveld), toeët (Simpelveld) taart [SGV (1914)] III-2-3