19378 |
trap |
trap:
en sjmaal trap (Q116p Simpelveld)
|
trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
19809 |
trapleuning |
leen:
lē̜n (Q116p Simpelveld),
trappegeländer:
trapǝgǝlɛndǝr (Q116p Simpelveld),
trappen-gelènder:
trapəgəlɛndər (Q116p Simpelveld)
|
Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] || trapleuning
II-9, III-2-1
|
17958 |
trappelen |
stappen:
sjtappə (Q116p Simpelveld)
|
Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19850 |
trechter |
trechter:
trichter (Q116p Simpelveld)
|
trechter [SGV (1914)]
III-2-1
|
32619 |
trechter op de gierton |
trechtel:
trīǝ.tǝl (Q116p Simpelveld)
|
In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
31210 |
trede, trapplank |
voetbred:
vos˱brɛt (Q116p Simpelveld)
|
De trapplank waarmee men de zwengel van een draaibank of slijpsteen met de voet in beweging zet. [N 33, 247]
II-11
|
21161 |
trein |
zug (du.):
tsóg (Q116p Simpelveld)
|
een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken [trein, vapeur, avapeur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19292 |
treiteren |
kwellen:
kwaelə (Q116p Simpelveld),
kwêle (Q116p Simpelveld),
tergen:
tserge (Q116p Simpelveld),
zanken (du.):
vgl. Kerkrade Wb. (pag. 249): tsenke, plagen; tsenke, ziech, kibbelen. WNT: zengen, 1e)d. van personen die een bron van ergernis zijn: kwellen, tergen.
tsénkə (Q116p Simpelveld)
|
kwellen [SGV (1914)] || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)] || sarren [SGV (1914)]
III-1-4
|
20485 |
trek, eetlust |
appetijt:
appetīēt (Q116p Simpelveld),
àppətĭĕt (Q116p Simpelveld),
honger:
hongər (Q116p Simpelveld),
zin:
zin (Q116p Simpelveld)
|
trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32782 |
trekbalk van de meerdelige eg |
trekbalk:
tręk˱ba.lǝk (Q116p Simpelveld)
|
De balk waaraan de delen van een samengestelde eg gezamenlijk worden voortgetrokken; zie afb. 62. [N 11A, 162c; div.]
I-2
|