e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verkeren vrijen: vrijje (Simpelveld) vrijen [SGV (1914)] III-3-1
verkering hebben vrijen: vrijje (Simpelveld) vrijen [SGV (1914)] III-2-2
verkillen ineenkruipen: ineekroefe va kouw (Simpelveld), killen: kééllə (Simpelveld) Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)] || verkleumen [SGV (1914)] III-1-2
verklaren verklaren: verkloare (Simpelveld) verklaren [SGV (1914)] III-3-1
verkleumd stijf: sjtief zie vd k (Simpelveld) kleumen [SGV (1914)] III-1-2
verkoper verkoper: verkeufer (Simpelveld) verkooper [SGV (1914)] III-3-1
verkouden verkoud: verkaut (Simpelveld) Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] III-1-2
verlengstuk hulpstuk: hølǝpštøk (Simpelveld) Een stuk ijzer dat aan een werkstuk wordt vastgezet om dit laatste bij het smeden gemakkelijker te kunnen hanteren. Doorgaans gebruikt men echter een smeedtang. [N 33, 309] II-11
verliezen verliezen: verlizze (Simpelveld, ... ), verlüzze (Simpelveld) verliezen [SGV (1914)] || Verliezen. III-3-1, III-3-2
vernielen kapot slaan: kapot sjloa (Simpelveld) vernielen [SGV (1914)] III-4-4