17896 |
drukken |
duwen:
duiə (Q116p Simpelveld)
|
Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19274 |
drukte, gedoe |
gedoens:
gedoons (Q116p Simpelveld)
|
gedoente [SGV (1914)]
III-1-4
|
25133 |
druppel |
druppel:
druupel (Q116p Simpelveld)
|
een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
doe(f (Q116p Simpelveld),
doef (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
Duif [SGV (1914)] || Duif.
III-3-2
|
21931 |
duif effen lichtbruin |
vale, een ~:
vaal (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
1. Duif met vale kleur.
III-3-2
|
21934 |
duif met één of meer witte pennen |
sjek:
sjek (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
1. Duif met witte pennen in vleugel.
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
doĕf (Q116p Simpelveld),
d‧uf (Q116p Simpelveld)
|
duif || Duif [SGV (1914)]
III-4-1
|
28152 |
duimstok |
zollstock:
tsǫlštǫk (Q116p Simpelveld)
|
Vouwbare maatstok waarvan de vier delen ieder vijfentwintig cm lang zijn. Aan de uiteinden is elk deel versterkt met metaal. De metalen scharnieren van de duimstok bestaan uit ronde schijven die over elkaar draaien. De twee scharnieren in het midden zijn penvormig. Vroeger was de duimstok verdeeld volgens de duimschaal; tegenwoordig zijn uitvoeringen in gebruik met aan de ene kant een duimschaal en aan de andere kant een metrische schaal. Zie ook afb. 99. [N 53, 184a; monogr.]
II-12
|
24921 |
duin |
zandheuvel:
zandhuuvəl (Q116p Simpelveld),
zankhūūvəl (Q116p Simpelveld),
zànkhuevel (Q116p Simpelveld)
|
duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21312 |
duits |
duits:
Dŭŭtsj (Q116p Simpelveld),
hoogduits:
hoeachduutsch (Q116p Simpelveld)
|
Duitsch [SGV (1914)]
III-3-1
|