19135 |
gewoonte |
gewente:
gewende (Q116p Simpelveld),
gewoonte:
gewunde / gewende (Q116p Simpelveld)
|
Gewoonte.
III-3-2
|
17564 |
gewricht |
gelenk (du.):
gelenk (Q116p Simpelveld)
|
gewricht [SGV (1914)]
III-1-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gəzich (Q116p Simpelveld),
gəzig (Q116p Simpelveld)
|
gezicht [DC 01 (1931)] || Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
visage (fr.):
viezààsj (Q116p Simpelveld)
|
Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17970 |
gezond |
gezond zijn:
gəzonk (Q116p Simpelveld)
|
Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, nuver,eerlijk, gaaf, krek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
32865 |
gezwad, regel gemaaid gras |
jaan/gaan:
gø̄n (Q116p Simpelveld)
|
De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|
32611 |
gier oproeren |
roeren:
rø̄rǝ (Q116p Simpelveld)
|
Bij het oppompen van de gier moest men geregeld de inhoud van de gierkelder oproeren, om te voorkomen dat de dikkere giermaterie, het gierbezinksel, onder in de put zou blijven en door de pomp niet meer opgezogen zou kunnen worden. [JG 1a + 1b; N 11A, 59b; S 30; monogr.]
I-1
|
32607 |
gier pompen |
[gier] pompen:
po.mpǝ (Q116p Simpelveld)
|
Gier met een pomp uit de gierkelder opzuigen en in de gereedstaande gierton doen vloeien. De gegevens voor Nederlands Limburg (voornamelijk verkregen d.m.v. n 11A) beperken zich tot een achttiental plaatsen. Voor de overige is echter ook het type pompen te verwachten. De plaatselijke uitspraak daarvan kan worden afgeleid uit de gegevens van het vorige lemma. De plaatselijke term voor gier, het object van deze handeling, vindt men in het lemma gier c.a. [JG 1a + 1b; N 11A, 50b; A 9, 26 add.; monogr.]
I-1
|
32610 |
gier putten |
(zeik) uitscheppen:
ūsšø̜pǝ (Q116p Simpelveld)
|
Met een schep of emmer gier uit de put ophalen, om er de gierton mee te vullen. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 50a; monogr.]
I-1
|
32605 |
gier uitrijden |
(gier) uitereenvaren:
usǝrēvārǝ (Q116p Simpelveld),
de zeikbassin uitvaren:
dǝr zēk˱bǝzɛ ̝ŋ ūs˲vārǝ (Q116p Simpelveld),
het huisje leegmaken:
ǝt hȳsxǝ lē̜ǝxmāxǝ (Q116p Simpelveld),
verspreiden:
vǝršpr˙ęi̯ǝ (Q116p Simpelveld)
|
Onder gier uitrijden wordt verstaan het totaal van de volgende handelingen: gier in de gierton pompen of scheppen, gier naar het land vervoeren en aldaar al rijdende verspreiden. De termen aan het einde van dit lemma zijn meer van toepassing op het leegmaken van de beerput, een aparte put waarop de w.c. is aangesloten. De inhoud van deze put werd meestal in een ton op de kruiwagen of in een draagton naar de moestuin, de boomgaard of de huisweide gebracht en daar verspreid. [N 11, 21; N 11A, 51a + 51b + 52; JG 1a; A 9, 26 add.; div.; monogr.]
I-1
|