20955 |
rot |
vuil:
voe:l (Q116p Simpelveld)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33534 |
rot, van fruit |
vuil:
voe:l (Q116p Simpelveld)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
I-7
|
20896 |
rotten |
vuilen:
voelə (Q116p Simpelveld)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
vuilen:
voelə (Q116p Simpelveld)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
21330 |
royaal |
goedgeefs:
goodgêfs (Q116p Simpelveld)
|
gul [SGV (1914)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
papenmuts:
papemutsj (Q116p Simpelveld)
|
rozenbottel [SGV (1914)]
III-4-3
|
20846 |
rozijn |
rozijn:
rozieng (Q116p Simpelveld)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
17767 |
rug |
rug:
ruk (Q116p Simpelveld),
rùk (Q116p Simpelveld),
rugstrang:
rukštrank (Q116p Simpelveld)
|
rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
32578 |
ruige mest |
ruwe mest:
ru ̞u̯ǝ [mest] (Q116p Simpelveld)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
tuisen:
toesje (Q116p Simpelveld),
wisselen:
wessele (Q116p Simpelveld)
|
Ruilen. || Wisselen; ruilen.
III-3-2
|