e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Simpelveld

Overzicht

Gevonden: 2877
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een ei ei: ē̜.i̯ (Simpelveld), ē̜i̯ (Simpelveld) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een kuil graven een kuil maken: eng koel maachə (Simpelveld) kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)] III-1-2
een miskraam krijgen omschudden: umsjuddə (Simpelveld) miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)] III-2-2
een pak slaag geven op de zak houwen: op dər zak houwə (Simpelveld) pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)] III-1-2
een riek mest gaffelvol (mest): ga.falvǫ.l (Simpelveld) Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.] I-1
een spade breed spitten een schup breed (graven): ęŋ šø̜p˱ brē.t (Simpelveld) De grond omspitten met een voor die ongeveer zo breed is als het blad van de spade. [N 11A, 148e; N 11, 65b add.] I-1
een spade diep spitten een graafschup diep (graven): ęŋ grãfšøp˱ dēp (Simpelveld) Bij normaal spitwerk wordt de grond ter diepte van één spadesteek omgewerkt. [N 11A, 148d; monogr.] I-1
een spel kaarten kaartspel: kaatsjpel (Simpelveld) Kaartspel. III-3-2
een stuk grond enten entdrek derop varen: ę.nt˲dręk ˲dǝrǫp ˲vārǝ (Simpelveld), enten: ę.ntǝ (Simpelveld) Enten is het bestrooien van een akker of een pas ontgonnen stuk (heide)grond met aarde van een akker waarop het te telen gewas al eerder heeft gestaan. De entaarde is van goede kwaliteit. De geënte akker wordt meer geschikt voor het te telen gewas. Meestal gaat het om stikstofbindende planten als lupine (L 270, Q 2), klaver (Q 2), lucerne (Q 187a) en serradella (L 115, 192a), in het algemeen dus vlinderbloemigen (L 163, 248, 266, 294, Q 97). Termen als enten, inenten veronderstellen "een akker", "een stuk land" e.d. als object. [N 11, 25; N 11A, 33] I-1
een voor afhakken, afscheppen afschellen: ãfš ̇ę ̞lǝ (Simpelveld) Voordat men een voor met de spade omwerkt, hakt of schept men, na eerst de mest met een riek in de voor geduwd te hebben, de bovenlaag van de harde voor af om deze aarde op de mest in de open voor te deponeren. De termen veronderstellen doorgaans de voor als object, ook als dat niet werd opgegeven. Toch kunnen ze soms - absoluut gebruikt - op de handeling zonder meer slaan (b.v. "ze zouden om de beurt spitten en (af)hakken c.q. afscheppen"). [N 11A, 149; N Q, 2b; div.; monogr.] I-1