e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L385p plaats=Sint Odilienberg

Overzicht

Gevonden: 904
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eendenhok eendenkooi: ēnjǝkōi̯ (Sint Odilienberg) Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j] I-6
eerste nazwerm tweede zwerm: tweede zwerm (Sint Odilienberg) De eerste nazwerm of met de voorzwerm meegerekend de tweede zwerm. Ze is kleiner dan de voorzwerm. Acht of tien dagen nadat de voorzwerm is weggevlogen, vliegt de tutende, nieuw uitgelopen en nog onbevruchte moer of koningin met een deel van het bijenvolk weg. In deze eerste nazwerm kunnen koninginnen zitten die allemaal nog onbevrucht zijn. Zij vormen ofwel nieuwe afsplitsingen ofwel zij bevechten elkaar op leven en dood, totdat er nog één koningin overblijft. Een volk kan slechts één koningin gebruiken. [N 63, 29c; N 63, 37b; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5; A 9, 6; monogr.] II-6
eggen eggen: ęqǝ (Sint Odilienberg) Het land met de eg bewerken, met de eg over het land gaan. Bedoeld wordt die bewerking waarbij de tanden van de eg door de grond gaan. Voor de bewerking van de grond met een ondersteboven gekeerde eg zie men het lemma ''slepen''. De verschillende manieren van eggen komen in de volgende lemmata aan de orde. NB 1. Hieronder worden de typen eegden, egen en eggen onderscheiden. Onder verwijzing naar dit lemma wordt het betrokken woord(deel) in de volgende lemmata door ''eggen'' resp. ''eggen'' gesubstitueerd. 2. In de volgende lemmata is het werkwoordelijk deel eggen bij de dialectvarianten kortheidshalve weggelaten. In verband daarmee wordt eventuele assimilatie c.q. invoeging van een verbindings-n aan het slot van het aan eggen voorafgaande woord(deel) niet tot uitdrukking gebracht. [JG 1a + 1b; N 11, 79; N 11A, 170; N 15, 3; R 3, 4; div.; monogr.] I-2
einde, wiek roede: rōj (Sint Odilienberg), vleugel: vlø̄gǝl (Sint Odilienberg) Elk van de vier hekwerken die vroeger gemonteerd werden op een dunne balk die aan de twee borsten werden vastgemaakt. Het woordtype roede, eigenlijk de balk waarop het hekken bevestigd wordt, wordt in een groot aantal plaatsen -totum pro parte- ook voor de gehele wiek gebruikt. Zie ook afb. 34 en de toelichting bij het lemma ɛroedeɛ.' [N O, 1g; Sche 28; A 42A, 62; A 42A, 63; monogr.; N O, 6b; N O, 6c] II-3
els els: ęls (Sint Odilienberg), zuil: zyl (Sint Odilienberg) Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien v√≥√≥r te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.] II-10
enkel scheluwe steektrap windscheve trap: wentjšęjf trap (Sint Odilienberg) Steektrap waarvan de bovenste trede haaks en de onderste scheefhoekig op de bomen ligt. De bovenkanten van de bomen van deze trap vallen niet in één lijn. Zie ook afb. 69b. [N 55, 125] II-9
espagnolette espagnolette: spanjōlɛt (Sint Odilienberg), pomp: pomp (Sint Odilienberg) Toestel waarmee een draairaam gesloten kan worden. Het bestaat uit een vierkante of ronde staaf die in het midden als heugel is bewerkt en waarop het aan de kruk zittende rondsel werkt. Door het overhalen van de kruk bewegen de delen van de staaf zich naar elkaar toe. In gesloten toestand bevinden de uiteinden van de staaf van de espagnolette zich in aan de boven- en onderdorpel van het kozijn bevestigde ogen. [N 54, 95; monogr.] II-9
fijne blokschaaf gerfschaaf: gɛrfšāf (Sint Odilienberg) Blokschaaf met dubbele beitel die wordt gebruikt om het hout zeer glad af te schaven. [N 53, 57; monogr.] II-12
fluweel, velours velours: flūr (Sint Odilienberg) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
franje franjel: frānjǝl (Sint Odilienberg) Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7