e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sint Odilienberg

Overzicht

Gevonden: 904
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slot slot: slǭt (Sint Odilienberg) Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-9
slotkant sluitkant: šlūtkanjt (Sint Odilienberg) De zijde van de deur waar het slot is aangebracht. [N 55, 34b] II-9
slotschroef slotschroef: šlǫtšrūf (Sint Odilienberg) Schroef, bestaande uit een ronde steel met onder de platronde kop een vierkant gedeelte. Zie ook afb. 149. De slotschroef wordt gebruikt om hengsels aan deuren en ramen te bevestigen. Het vierkante gedeelte ervan verhindert dat de schroef gaat draaien wanneer er een moer op wordt geschroefd. [N 54, 29] II-12
sluitpin splitpen: špletpɛn (Sint Odilienberg) De bout die door het in de kozijnstijl geboorde gat wordt gestoken. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Grendelboom'. [N 55, 72b] II-9
sluitplaat sluitplaat: šlūtplāt (Sint Odilienberg) Plaat in de kozijnstijl waar de schoot van het slot in valt. [N 54, 103e] II-9
sluitwig kijl: kīl (Sint Odilienberg) Wanneer de pen bij een open pen-en-gatverbinding uitsteekt, wordt hij met behulp van een wig vastgezet. Zie ook afb. 139. Door de wig te verwijderen, kan de verbinding weer uit elkaar genomen worden. [N 54, 61] II-12
smalle weg, pad pad: pāt (Sint Odilienberg) Een smalle weg, een pad in het algemeen. In L 40, 25 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor ø̄een smalle weg, een padø̄ en in N M, 5 naar die voor ø̄een pad of een veeweg door een weiø̄. Omdat er in de antwoorden op beide vragen veel overlapping zat, zijn deze in √©√©n lemma ondergerbacht. Uiteraard duiden woorden als veeweg, weiweg, koegang e.a. specifiek op een weg door een wei. [N M 5; N P, 2; S 27; L 40, 25; R I, 3; A 25, 6 add.; L 19B, 6; monogr.] I-8
smeden smeden: smējǝ (Sint Odilienberg) In het algemeen de vorm van, doorgaans gloeiende, stukken metaal veranderen door ze met een hamer te bewerken. Bij het ɛuitsmedenɛ en ɛuithalenɛ wordt de lengte of de vorm van het stuk metaal groter, terwijl de dikte afneemt. Zie ook het lemma "uitsmeden van een splits" en het lemma "uittrekken, uithalen" in Wld II.3, pag. 140. Bij het (op)stuiken wordt de dikte van het metaal vergroot, terwijl de lengte afneemt. Tot het smeedwerk wordt ook het lassen gerekend. Zie ook de toelichting bij deze lemmata.' [N 33, 1c; Wi 39; S 33; monogr.] II-11
smetlijn smetkoord: šmɛtkǭrt (Sint Odilienberg) Met een kleurstof ingestreken stuk touw dat gebruikt wordt om een rechte lijn af te tekenen op bijvoorbeeld een te zagen stuk hout. Het strakgespannen touw wordt daartoe in het midden opgetild en vervolgens weer losgelaten. Op deze wijze verkrijgt men een rechte lijn op het hout. De smetlijn wordt zowel door de timmerman als door de houtzager gebruikt. Zie ook het lemma ɛsmetlijnɛ in Wld II.9, pag. 161/215.' [N 50, 20a; monogr.] II-12
smetplank smetplank: šmętplaŋk (Sint Odilienberg) Plank tegen de muur waaraan de trapleuning wordt bevestigd. [N 55, 139] II-9