31726 |
tengel |
daktengel:
dāktɛŋǝl (L385p Sint Odilienberg),
tengellat:
tɛŋǝllat (L385p Sint Odilienberg)
|
Smalle, afgezaagde houtstrook van ongeveer 1 cm dik en 5 cm breed (0.5 x 2 duim). Zwiers II, pag. 455 geeft daarnaast ook als maat 2 x 6 cm (0.75 x 2.5 duim). Zie ook het lemma ɛtengelsɛ in wld II.9, pag. 144.' [N 50, 73a]
II-12
|
31740 |
timmeren |
timmeren:
tømǝrǝ (L385p Sint Odilienberg)
|
De algemene benaming voor alle werkzaamheden die verband houden met het timmermansvak. [N 55, 169; A 35, 21; L monogr.; monogr.]
II-12
|
31734 |
timmermansbaas |
baas:
bās (L385p Sint Odilienberg)
|
Timmerman die voor eigen rekening werkt en al dan niet personeel in dienst heeft. [N 55, 172a]
II-12
|
31746 |
timmermansgereedschap |
gerei:
gǝręj (L385p Sint Odilienberg)
|
Verzamelnaam voor alle werktuigen en gereedschappen die door de timmerman worden gebruikt bij het bewerken van het hout. [N 55, 179a; monogr.]
II-12
|
31950 |
timmermanshamer |
hamer:
hāmǝr (L385p Sint Odilienberg)
|
De gewone, lichte hamer met een ijzeren kop die uitloopt in een pin. Met de hamerpin worden kleine spijkers in het hout geslagen tot ze voldoende houvast hebben. Daarna slaat men verder met de hamerbaan. Zie ook afb. 86. [N 53, 126a]
II-12
|
31968 |
timmermanspotlood |
timmermanspotlood:
tømǝrmanspǫtlōt (L385p Sint Odilienberg)
|
Fors potlood met ovale doorsnede en brede, platte stift, dat door timmerlui wordt gebruikt om maten af te schrijven. Zie ook afb. 97. [N 53, 182a; monogr.]
II-12
|
30193 |
timmerwerk |
houtwerk:
hǫwtwęrk (L385p Sint Odilienberg)
|
Het te timmeren houtwerk in een huis in zijn geheel. Zie ook het lemma ɛtimmerwerkɛ in WLD ii.9, pag. 98. Het materiaal dat hier is opgenomen, vormt een aanvulling daarop. Het betreft addenda bij RND 6 en monografisch materiaal.' [monogr.; RND 6, add.]
II-12
|
30302 |
tochtlatje |
vullat:
vøllat (L385p Sint Odilienberg)
|
Elk van de twee latjes die zich tussen de twee wisseldorpels bevinden. Ze zorgen ervoor dat een tochtvrije sluiting tussen de wisseldorpels wordt verkregen. [N 55, 49c]
II-9
|
30253 |
tochtsponning |
noot:
nōt (L385p Sint Odilienberg)
|
Extra sponning in de kozijnstijl om tochten te voorkomen. [N 55, 12a]
II-9
|
32053 |
togen |
togen:
tǭgǝ (L385p Sint Odilienberg)
|
Een pen-en-gatverbinding bij elkaar trekken, om die daarna met behulp van houten nagels vast te zetten. Bij het togen worden eerst ten opzichte van elkaar iets verschoven gaten geboord in de pen en de ligger. Vervolgens wordt een ijzeren toognagel in het gat gedreven met als doel het gat groter te maken en de twee te verbinden delen naar elkaar toe te drijven. Tot slot wordt de ijzeren toognagel vervangen door een houten nagel. [N 54, 64a]
II-12
|