21278 |
(helpen) opmaken |
ophelpen:
zə he.t øm ørst sə gae.lt opxəholəpə (L313p Sint-Huibrechts-Lille)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
19086 |
(iets) zich niet aantrekken |
niks van aantrekken:
ge moet ooch dao niks van aontrekken (L313p Sint-Huibrechts-Lille)
|
Ge moet u dat niet aantrekken [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
22095 |
<naam> |
<naam>:
naomdaag (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
naomfist (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
patroonfeest:
zijn patroonfeest vieren (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
patroonfeest vieren:
zijn patroonfeest vieren (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
vieren:
iemand vieren (L313p Sint-Huibrechts-Lille, ...
L313p Sint-Huibrechts-Lille)
|
Een naamfeest, naamdag [vernamsdaag, nametsdaag]. [N 96C (1989)] || Hoe heet: het naamfeest van iemand vieren? [ZND 32 (1939)], [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
18253 |
[falie] |
falie:
falie (L313p Sint-Huibrechts-Lille)
|
falie [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
aalmoes (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
aolmoes (L313p Sint-Huibrechts-Lille)
|
aalmoes [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
24077 |
aalmoezenier |
aalmoezenier:
aalmoezenier (L313p Sint-Huibrechts-Lille)
|
Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25248 |
aam, maat van 150 l. |
kapper:
(4e liter).
kapper (L313p Sint-Huibrechts-Lille, ...
L313p Sint-Huibrechts-Lille)
|
aam [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|
22794 |
aanlopen |
aanloop nemen:
aanluup nemen (L313p Sint-Huibrechts-Lille)
|
Om ver te kunnen springen, begint een jongen eerst te lopen; hoe zegt men in uw dialect: "De jongen moet ..."? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
21488 |
aanranden |
aanhouden:
aonhawen (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
aanranden:
aanranden (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
overvallen:
overvallen (L313p Sint-Huibrechts-Lille)
|
aanranden [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
23968 |
aanstoot |
ergernis:
ergernis (L313p Sint-Huibrechts-Lille)
|
Ergernis, aanstoot [aring]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|