31697 |
aaks |
aaks:
a.ks (Q247a Sint-Pieters-Voeren)
|
Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.]
II-12
|
20261 |
aanbidder |
amateur:
ama’tø̄r (Q247a Sint-Pieters-Voeren),
liefhebber:
lēfhøͅbər (Q247a Sint-Pieters-Voeren)
|
jongen die van een meisje houdt, maar er nog niet mee vrijt
III-2-2
|
33335 |
aanwerven van personeel |
mieden:
m˙ēǝ (Q247a Sint-Pieters-Voeren),
zich verdoen:
zex vǝrdū.ǝ (Q247a Sint-Pieters-Voeren)
|
I-6
|
32992 |
aar |
aar:
ǭr (Q247a Sint-Pieters-Voeren)
|
Het bovenste deel van de halm van sommige graangewassen waarin zich de korrels bevinden. Ook als pars pro toto gebruikt voor de gehele halm, vergelijk de uitdrukking: "aren lezen". De varianten die met een d- beginnen hebben een aangehecht lidwoord. Zie afbeelding 2, e. [JG 1a, 1b; Wi 14; monogr.; add. uit L 25, 15]
I-4
|
33159 |
aardappel |
crompîre:
`krōmpīǝr (Q247a Sint-Pieters-Voeren),
krō.mpī.r (Q247a Sint-Pieters-Voeren)
|
Solanum tuberosum L. De algemene benaming voor het gewas en het produkt. Voor het lemma Aardappel is, naast de vragenlijsten voor het enkelvoud, ook gebruik gemaakt van opgaven voor het meervoud en voor samenstellingen. Voor vormen als jappel, jarpel, jatappel, ja(r)dappel is geen afzonderlijk type geconstrueerd. Ze zijn ondergebracht bij het type aardappel. Elper is opgevat als een metathesis-vorm van de variant erpel; en zo is ook jalper een metathesis van jarpel, zoals kelver voorkomt naast kervel en zulker naast zurkel. Indien niet uitdrukkelijk aangegeven, is het voor de varianten van de typen crompîre en grompeer niet uit de opgaven zelf op te maken of deze eind- dan wel begin-accent hebben. Volgorde in het type aardappel (V staat voor een klinker): 1. -rdVp- (-rtVp-) 2. -dVp- (tVp-) 3. -rVp- 4. -rp- (-rǝp-) 5. -p-. [N 12, 1-4; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17; L 1, a-m; L 1 u, 120; L B2, 354; L 2, 14; L 32, 4; L 34, 8; L 35, 77; L 43, 8; Lu 1, 17; R 3, 27; S 1; Gwn 9, 1; monogr.; add. uit N 18, 64; N M, 15-18; A 21, 1f]
I-5
|
20899 |
aardappels schillen |
schillen:
šøͅlə (Q247a Sint-Pieters-Voeren)
|
(aardappels) schillen [Lk 01 (1953)]
III-2-3
|
33164 |
aardappelstruik |
struik:
štrūk (Q247a Sint-Pieters-Voeren)
|
Het geheel van de aardappelplant of aardappelbos: wortels, stengels. bladeren en bloemen. In het lemma en op de kaart is aangetekend waar zich de opvallende monoftong /u/ bevindt in struik, terwijl men een diftong of palatalisering zou verwachten; zie Stevens 1951, 249. Voor de fonetische documentatie van de typen aardappel en patat, zie het lemma Aardappel. [N 12, 5; JG 1a, 1b; A 23, 17c; Lu 1, 17c; monogr.]
I-5
|
33482 |
aardbei |
erbel:
èrbele (Q247a Sint-Pieters-Voeren),
‧ɛrbəl (Q247a Sint-Pieters-Voeren)
|
I-7
|
33619 |
abrikoos |
appelkouw:
appelkauwe (Q247a Sint-Pieters-Voeren)
|
I-7
|
34584 |
achterwand |
schutbred:
šøt˱brɛt (Q247a Sint-Pieters-Voeren),
stop:
štop (Q247a Sint-Pieters-Voeren)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|