e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopvont doopvont: doupfont (Sittard), doupfŭntj (Sittard), doͅ.upfa:t (Sittard) doopvont [RND], [SGV (1914)] || Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doopwater wijwater: wiewater (Sittard) Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)] III-3-3
door elkaar, verward dooreen: doorein (Sittard), onverschillig: onversjillig (Sittard), verward: verward (Sittard) dooreen [SGV (1914)] || niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)] III-4-4
doorbakken doorbakken: doorbakke (Sittard) doorbakken III-2-3
doordeweekse (werk)schort blauwe scholk: blauwe sjolk (Sittard), cotonnade (fr.) scholk: Was vóór de twintiger jaren de normale klederdracht voor schoolgaande jongens. Gedragen werd hierbij een afwasbaar hoog boord met een lint als strik.  kattenaate sjölk (Sittard), werkenscholk: wirkeschjolk (Sittard), werkscholk: wirksjolk (Sittard) schort van blauwwit gestreept katoen || schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] || werkschort III-1-3
doordeweekse kleren doordeweekse kleren: door-de-wéékse klejer (Sittard), doordewaekse kleier (Sittard), werkeldaagse kleren: werkeldaagse kleijer (Sittard), werkkleren: wirkkleier (Sittard, ... ) De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doordeweekse mis doordeweekse mis: door de waehsemēs (Sittard) Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)] III-3-3
doordrenken, nat maken nat maken: naat make (Sittard) met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)] III-4-4
doormalen alles doordraaien: alǝs˱ dōrdrēǝ (Sittard) Alles wat er te malen is, afmalen. [N O, 36f] II-3
doorn, stekel doorn: daore (Sittard), doare (Sittard), doorn (mv.): döör (Sittard), də:r (Sittard) doorn [SGV (1914)] || doorn, stekel || doornen [RND] || doorns [SGV (1914)] III-4-3