e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druppel drup: van de règen in de dröp (Sittard), druppel: dröppel (Sittard, ... ), drøͅppel (Sittard, ... ), eine dröppel (Sittard), einen dröppel (Sittard, ... ), einen dröppel water (Sittard, ... ), enne dröppel (Sittard, ... ), ennen dröppel (Sittard, ... ) druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)] III-4-4
druppen, druppelen druppelen: dröppele (Sittard), ps. niet omgespeld.  dröppele (Sittard) druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)] III-4-4
dubbel gezwad dobbel gemade/gemaai: dǫbǝl [gemade/gemaai] (Sittard), dubbel gemade/gemaai: døbǝl [gemade/gemaai] (Sittard) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
dubbele pik puntbikkel: pønt˱beqǝl (Sittard) Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.] II-9
dubbele toegangspoort van een gesloten erf opvaart: ǫp˲vārt (Sittard) De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.] I-6
dubbeltje dubbeltje: ei dubbeltje (Sittard), en dubbeltje (Sittard), dubbie: dubbie (Sittard) dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
duif (alg.) duif: dooͅeoͅf (Sittard), en doef (Sittard), Dooch de sjlaach toe, n vraem doef oppe sjpiekert: doe de deur dicht; er is een vreemde eend in de bijt.  doef (Sittard), Doog de sjlaag toe, ein vraem doef op de sjpiekert, maak de deur dicht, een vreemde eend in de bijt. Wordt gezegd als iemand ergens binnen komt, die men er zelden of nooit ziet.  doef (Sittard) duif [GTRP (1980-1995)] || Duif [SGV (1914)] || Duif. III-3-2
duif bleek met allerlei kleurschakeringen mouche (fr.): NB mos: mos; mösj: mus.  mósj (Sittard) Duif met veel witbont in het vederkleed. III-3-2
duif met één of meer witte pennen sjek: Ook: gevlekt paard.  sjek (Sittard) Witpen duif. III-3-2
duif, algemeen duif: doef (Sittard, ... ), dou:f (Sittard), dōēf (Sittard), mv.  doeve (Sittard) duif || Duif [SGV (1914)] III-4-1