e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
feesten feesten: feeste (Sittard), fteren (<fr.): feteiere (Sittard) Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)] || Fêteren. III-3-2
fietsen fietsen: fitse (Sittard) op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)] III-3-1
fijn droog stof stof: štǭf (Sittard), stub: štø̜b (Sittard) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
fijne blokschaaf poetsschaaf: potsšā.f (Sittard) Blokschaaf met dubbele beitel die wordt gebruikt om het hout zeer glad af te schaven. [N 53, 57; monogr.] II-12
fijne hagel fijne hagel: fiene hagel (Sittard, ... ), fienen hagel (Sittard), musjesstof: mösjesjtaof (Sittard, ... ), schrot: sjrot (Sittard) fijne hagel || fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] || mussenhagel, zeer fijne hagel (snippenhagel) || zeer fijne hagel III-4-4
fijt fijt: fiet (Sittard) nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)] III-1-2
filet contrefilet: Fr. contrefilet  kontərfi.lē. (Sittard) lendestuk rundvlees III-2-3
filet, haas ezeltje: aezelke (Sittard), filet: fīēləkə (Sittard), krep: krep (Sittard), ossehaas: ossəhààs (Sittard) lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] III-2-3
filiaal filiaal (<fr.): filiaal (Sittard) de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)] III-3-1
fineer fineer: fin ̇ęjǝr (Sittard) Dunne platen van een harde, mooie of kostbare houtsoort, die met lijm op meubels van goedkopere houtsoorten worden bevestigd. Als fineerhout worden harde, vaak tropische houtsoorten gebruikt. Respondenten uit Maastricht (Q 95) en Bilzen (Q 83) noemden de volgende soorten: acajou, mahonie, afrormosia, avodiré, teak, eiken, essen, noten en zebrano. [N 56, 10; N 56, 18; monogr.] II-12