e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gat, opening (mv) loker: 2 löker (Sittard), loaker (Sittard), eigen spellingsysteem  lūkker (Sittard), idiosyncr.  twee laoker (Sittard), Veldeke  lāōker (Sittard) gaten (mv) [SGV (1914)] || gaten (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-4
gauwdief gauwdief: gaudeif (Sittard), gauwdeif (Sittard) een dief die op behendige, listige wijze te werk gaat [gauwdief, schelm] [N 90 (1982)] || gauwdief [SGV (1914)] III-3-1
gebakje amandelbergje: amandəlbɛrxskə (Sittard), bontje: bunjtje (Sittard), buntje: buntje (Sittard, ... ), taartje: taertje (Sittard, ... ) gebakje || Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)] || klein gebakje van eiwit, suiker en gesnipperde amandelen III-2-3
gebakken aardappelen aardappelschijven: aerpelsjieve (Sittard), gebakken aardappelen: gebakken érpel (Sittard), panschijven: pansjieve (Sittard), schijven: sjieve (Sittard) In schijfjes gebakken aardappelen (erpel in de pan, kosjes, petatteschijfkes?) [N 16 (1962)] III-2-3
gebarsten en zwartgeblakerde korst klets: klɛtš (Sittard) Door een te hoge oventemperatuur ontstaat er een verkoolde korst. Een aantal benamingen duidt op het hele brood. [N 29, 66b; N 29, 66a] II-1
gebed gebed: gebèèd (Sittard) Een gebed, [jebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gebeden gebeder: gebèèjer (Sittard) De gebeden meervoud. [N 96B (1989)] III-3-3
gebedsweek bedeweek: bèèwèèk (Sittard) Een gebedsweek. [N 96B (1989)] III-3-3
gebeier gelui: geloe (Sittard) Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)] III-3-3
gebint gebint(e): gǝbønj (Sittard), gebont(e): gǝbontj (Sittard  [(meervoud: gǝbonjǝr)]  ) Het geheel van spantbenen, gordingen, kepers etc. waarop de dakbedekking rust. Zie ook afb. 49 en 71. [S 9; N 54, 149a; N 54, 149b; N 54, 151; monogr.; Vld.] II-9