e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gehurkt glijden op het ijs hukje slieren: huukskesjleiere (Sittard), litshukken: litsjhuuke (Sittard) Gehurkt over het ijs of glijbaan glijden. III-3-2
gehurkt zitten op de huk zitten: op de huuk zitte (Sittard), op zijn huk zitten: op zien huuk zitte (Sittard) hurken [SGV (1914)] || hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] III-1-2
geil, wellustig bretsetig: bretsetig (Sittard), de brets steekt hem: de brets sjtikt m (Sittard), loops: luipsj (Sittard) geil, loops [N 10A (zj)] III-2-2
geit geit: gęi̯t (Sittard), germ: germ (Sittard) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geitenmelksepap geitenmelksepap: geitemelksepap (Sittard), geitenmelkspap: geitemèlkspap (Sittard) Pap van geitemelk (mienekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
gejoel gejuich: gejōēg (Sittard) gejoel [SGV (1914)] III-3-1
gek gek: gek (Sittard), met een punt op de e  gek (Sittard), mesjokke: bargoens  mesjoGGe (Sittard) gek || onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)] III-1-4
gekheid maken ganderen: gaandjere (Sittard), spaen (du.): sjpasse (Sittard) gekheid maken || gekheid maken [mallen, follen] [N 85 (1981)] III-1-4
gekkenhuis gekkenhuis: gekkehoes (Sittard) een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)] III-3-1
gekneusd geblutst: ideosyncr.  geblötsch (Sittard), geplötsj (Sittard) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] III-2-3