e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geknield zitten op de knien zitten: òp de kneije zitte (Sittard) (onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
geknotte wilg kopwijde: kópwie (Sittard) knotwilg III-4-3
gekookte hersens gekookte harren: gekaokte harre (Sittard), harren: harre (Sittard) Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3
gekraagde roodstaart roodstaart: phoenicurus phoenicurus  rootsjtart (Sittard), roodstaartje: roodsjterje (Sittard), rootsjtèrtje (Sittard) gekraagde roodstaart || gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)] III-4-1
gekruld haar gekruld haar: gekròld (Sittard), krullen: krölle (Sittard), krulletjes: krölkes (Sittard) gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1
gelach, maat gelach: (gelachter). Opm. het Sittards "gelach"was 2,9 M3.  gelach (Sittard) oude inhoudsmaat III-4-4
geld duiten: duite (Sittard), geld: geldj (Sittard, ... ), geljd (Sittard), gɛltj (Sittard), xɛlṭj (Sittard), ps. omgespeld volgens IPA (R.N.D.) en niet volgens Eyckman.  geͅltj (Sittard), klamotten: Van Dale: klamot, klamodde, (gew.) 1. kluit, klont; - borrel; - 2. oorveeg; - 3. slons.  klamotte (Sittard), knabben: knabbe (Sittard, ... ), knopen: knaö (Sittard), kopeken: kopeke (Sittard), penningen: penninge (Sittard), schijven: (= schijven).  sjieve (Sittard) geld [RND] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
gelderse roos wilde vlier: idiosyncr.  wilde vlier (Sittard) Gelderse roos (viburnum opulus). Tot 3 m hoge struik; de bladeren zijn enkelvoudig en 3- tot 5-lobbig, slap en grof getand; de bloemen staan in platte tuilen, die aan de rand groot, stervormig en onvruchtbaar zijn; de middelste zijn kleiner en vruchtbaar. [N 92 (1982)] III-4-3
gele ganzebloem ganzebloem: gauzebloum (Sittard), sint-jansbloem: sint jansbloum (Sittard), sintjansbloem: sintjansblǫmǝ (Sittard) Chrysanthemum segetum L. Een vrij algemeen voorkomende 30 tot 60 cm hoge plant op zandige akkers, met blauwgroene bladeren en grote gele bloemen met een geel hart. De bloei duurt van juni tot september. [A 60A, 170; monogr.] || ganzenbloem || gele ganzebloem I-5, III-4-3
gele kwikstaart gele kwikstaart: gaele kwiksjtart (Sittard) kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)] III-4-1