e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
graf graf: graaf (Sittard), grāāf (Sittard) Een graf [graf, graaf, jraaf?}. [N 96A (1989)] || graf [SGV (1914)] III-3-3
grafkruis grafkruis: graafkruuts (Sittard) Een houten of stenen kruis op een graf [grafkruus, graaf-/jraafkruuts?]. [N 96A (1989)] III-3-3
grafsteen grafsteen: graafsjtein (Sittard) grafsteen III-2-2
grafzerk grafsteen: graafstein (Sittard) Een grafsteen, grafzerk, grafmonument [graf-/graafsteen,-stieën,-sjtein, jraafsjtee, jraafdenkmaal?]. [N 96A (1989)] III-3-3
grap bak: Van Dale: II. bak, 4. (gemeenz.) grap, mop, poets.  bak (Sittard) ui (grap) [SGV (1914)] III-3-1
grapjas grapjas: grapjas (Sittard), grappenmakerd: grappemaekert (Sittard), spaetige (< du.), een -: sjpassetigge (Sittard), sspavogel (< du.): sjpasvoogel (Sittard) grappenmaker || grappenmaker, guit || vol grappen, vermakelijk, gezegd van een persoon [plezierig, plezant, grappig] [N 85 (1981)] III-1-4
grappig koddig: koddich (Sittard), spaetig (< du.): sjpassetich (Sittard), spaig (du.): sjpassich (Sittard), voor te lachen: veur te lache (Sittard) grappig [SGV (1914)] || grappig, snaaks III-1-4
gras gras: grā.s (Sittard) De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.] I-3
gras of grasland om af te grazen weie(n)gras: węi̯ǝ[gras] (Sittard) Gras bestemd om afgegraasd te worden. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) gras het lemma ''gras''. [N 14, 89b; monogr.] I-3
gras of grasland om te hooien gras voor te hooien: grās˲ vør tǝ hø̜i̯ǝ (Sittard) Gras bestemd voor de hooibouw. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) gras het lemma ''gras''. [N 14, 89a; N 14, 88a add.; monogr.] I-3