e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaardenbol kam: kem (Sittard, ... ), scharkretserd: sjaorkretsert (Sittard, ... ) kaarddistel [SGV (1914)] || kaarddistel (VanDale: gew. ben.vd kaardebol) [SGV (1914)] || kaardebol I-7, III-4-3
kaars kaars: kaers (Sittard), kēͅrs (Sittard), waskaars: waskaers (Sittard) kaars [RND] || waskaars III-2-1
kaarsenbak kaarsenbak: kērsebak (Sittard) De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaarsendomper domper: domper (Sittard), meestal in combinatie met \"sjpénjteich\"z.d.  dómper (Sittard), dover: douver (Sittard), meestal in combinatie met \"sjpénjtleich\"z.d.  douver (Sittard) domper || kaarsendomper || kaarsendover || Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)] III-2-1
kaarsendover domper: dumper (Sittard) De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)] III-3-3
kaarsenpit wiek: weik (Sittard) De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kaart met prentje pop: pop (Sittard) Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaarten (ww.) kaarten: ka:rtə (Sittard), kaarte (Sittard), /  kaarte (Sittard) kaarten [RND] || kaartspel [SND (2006)] || Kaartspelen. III-3-2
kaarten bijnemen slokken: sjlokke (Sittard), sjlókke (Sittard), [Sub aanvullingen (no. 2)]  sjlókke (Sittard) (Bij t kaartspel) kaarten van t stokje nemen. || Kaarten bijnemen [rafelen, fretten]. [N 88 (1982)] || Snoepen; kaart afnemen van de stok bij kaartspel. III-3-2
kaas kaas: kees (Sittard), kéés (Sittard), Dat is de kat de kees bevaole: gelegenheid maakt de dief  kees (Sittard) kaas [RND], [SGV (1914)] III-2-3