e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kinderkleren kinderkleedjes: kènjerklèdjes (Sittard, ... ), kinderkleren: kenjerklejer (Sittard), kinjerkleier (Sittard), kènjerkleier (Sittard) kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] || Kinderkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
kinderkoor kinderkoor: kingerkoor (Sittard) Het kinderkoor, jongenskoor of knapenkoor, een zangkoor van kinderen uit de hoogste klassen van de lagere school. [N 96B (1989)] III-3-3
kindermis kindermis: kingermēs (Sittard) Een kindermis, schoolmis [kiendermis, kingermès, sjoeëlmès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kinderondergoed kinderondergoed: kènjer òngergoud (Sittard) Ondergoed voor kinderen. [DC 62 (1987)] III-1-3
kinderschort met mouwen mouwenscholk: moeesjolk (Sittard) kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)] III-1-3
kinderstoel kakstoel: kaksjtoul (Sittard, ... ), kakstoeltje: kaksjteulke (Sittard) kinderstoel met speelplank en losse po || Stoel voor kleine kinderen op hoge poten met een armleuning en een tafelblad ervoor, eventueel met een potje onder de zitting (kakstoel, krokstoel, kloef) [N 79 (1979)] III-2-1
kinds kinds: kinsj (Sittard), simpel: sumpel (Sittard, ... ), verkindst: verkinsj (Sittard) door hoge ouderdom zwak van geest [suffig, kinds, simpel] [N 85 (1981)] || door hoge ouderdom zwak van geest, geheugenloos [kinds, simpel] [N 86 (1981)] || kinds III-2-2
kinketting kinketting: kenkęteŋ (Sittard) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinkhoest kiekhoest: kiekhous (Sittard) kinkhoest [SGV (1914)] III-1-2
kinnebak kinnebakkes: kinnebakkes (Sittard) kinnebak [DC 01 (1931)] III-1-1