18071 |
kroep |
kroep:
króp (Q020p Sittard)
|
Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17579 |
kroeshaar |
boddekop:
boòdekop (Q020p Sittard),
gekroezeld haar:
gekroeseld (Q020p Sittard),
kroezelig haar:
kroeselig (Q020p Sittard),
krullen:
krölle (Q020p Sittard)
|
kroeshaar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20136 |
krollen |
katzenjammer (d.):
ideosyncr.
katsejammer (Q020p Sittard),
loops:
luipsj (Q020p Sittard)
|
Hoe noemt u het geluid van een krolse vrouwelijke kat [N 83 (1981)]
III-2-1
|
20120 |
krols |
katerig:
katerig (Q020p Sittard),
loops:
luipsj (Q020p Sittard),
v honden, enz.
luipsj (Q020p Sittard)
|
loops, bronstig || loops, geslachtsdriftig ve kat [N C (1962)]
III-2-1
|
25010 |
krom, met bochten |
krom:
kromp (Q020p Sittard),
krŭmp (Q020p Sittard)
|
afwijkend van een rechte lijn met een of meer bochten [krom, kromp, slom] [N 91 (1982)] || krom [SGV (1914)]
III-4-4
|
25011 |
krommen |
krommen:
krŭmme (Q020p Sittard)
|
krommen [SGV (1914)]
III-4-4
|
17894 |
krommen, ombuigen |
buigen:
buige (Q020p Sittard),
krommen:
krùmme (Q020p Sittard),
ombuigen:
ùmbuige (Q020p Sittard)
|
krommen [SGV (1914)] || Krommen: een kromme, gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien). [N 84 (1981)] || ombuigen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19586 |
kroonkandelaar, luster |
luchter:
luchter (Q020p Sittard)
|
lichtkroon
III-2-1
|
23381 |
kroonluchter |
kroonluchter:
kroonluchter (Q020p Sittard)
|
Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32297 |
kroos |
gergel:
gergǝl (Q020p Sittard)
|
De met behulp van de kroosschaaf in de binnenwand van het vat aangebrachte groef, waarin later de bodem wordt aangebracht. Zie ook afb. 222. [N E, 34b; monogr.]
II-12
|