e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lampenpit kousje: kuiske (Sittard), lemmet: leͅi̯mət (Sittard), wiek: weig (Sittard), weik (Sittard, ... ), wēͅi̯k (Sittard), achter lampeglaas  weik (Sittard), wiekengaren: Dat is wie Kenjtjes weikegaare: dat is het zelfde; dat ziet er goed uit  weikegaare (Sittard), wiekje: weͅi̯kskə (Sittard) gloeikousje in gaslamp || lampe- of kaarsepit || lampekatoen || lampepit [SGV (1914)] || lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] || lampepitje, lemmet in de petroleumlamp || lemmet III-2-1
landauer landauer: landauer (Sittard) een vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijke beweegbare voor- en achterkap [landauer] [N 90 (1982)] III-3-1
landerijen gewande: gǝwanj (Sittard), landerijen: lɛnjǝriǝ (Sittard) Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8
landjeveroveren land steken: Sub lanjt. Zie: kinderspelen.  lanjt sjtaeke (Sittard), land veroveren: vgl. pag. 212: Land veroveren.  lanjt verouvere (Sittard), mesje steken: metske sjtaeke (Sittard), Sub mets. Zie: kinderspelen.  metske sjtaeke (Sittard), vgl. pag. 240: [Mesje steken].  metske sjtaeke (Sittard) [Land veroveren]. || [Mesje steken]. || Land veroveren. || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] III-3-2
landrol rol: rǫl (Sittard), wals: wals (Sittard), wel: wɛl (Sittard) De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2
landstreek gegend (du.): gaegend (Sittard), gaegent (Sittard), streek: in dees sjtreek (Sittard), sjtreek (Sittard, ... ) landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)] || streek (in deze ~) [SGV (1914)] III-4-4
lang ruw haar rond buik en uier duivelshaar: dūvǝlshǭr (Sittard), winterhaar: węntjǝrhǭr (Sittard) Eerste haar dat een veulen verliest. [N 8, 23] I-9
lang schortlint binder: bengers (Sittard), lintje: lēntje (Sittard), snoer: sjnoer (Sittard), sjnour (Sittard) linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)] III-1-3
langbenig paard klepper: klɛpǝr (Sittard  [(paard met bijzondere wijze van lopen)]  ) [N 8, 20 en 62i] I-9
lange bouwladder stellingledder: [stelling]lø̜dǝr (Sittard) Ladder waarmee de eerste of tweede verdieping van een steiger bereikt kan worden. In het eerste geval is de ladder doorgaans 4 m lang, wanneer de ladder tot de tweede verdieping reikt, 7 tot 8 m. Bouwladders onderscheiden zich van andere ladders doordat zij meestal van rond steigerhout vervaardigd zijn. De sporten van een bouwladder zijn in het rondhout ingekeept en met draadnagels vastgezet. [N 32, 9a; monogr.] II-9