e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leiden laten dekken: lǭtǝ dɛkǝ (Sittard) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leisteen leisteen: lɛjštē̜jn (Sittard) Vast, hard, natuurlijk gesteente, in het algemeen van laagvormige of schilferige structuur en meestal grijs of grijsblauw van kleur. Het wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal en voor dakbedekkingen. Zie ook het lemma 'Daklei'. De woordtypen jurasteen, jura en solnhofer verwijzen naar de winplaatsen van deze steensoorten, respectievelijk het Juragebergte en het plaatsje Solnhofen in Beieren (Duitsland). [N 30, 55g;] II-9
lekbak lekbak: lekbak (Sittard) De bak onder de beslagkuip of klaringskuip waarin men het aftreksel van mout en water verzamelt. [N 35, 49; monogr.] II-2
lekkerbek lekkerbek: lekkərbək (Sittard), slokmuil: sjloakmōēl (Sittard), sjlókmoel (Sittard), smulpaap: sjmulpaap (Sittard), vlajan: vlajan (Sittard) fijnproever || lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
lelie (lilium) lelie: lilium  leelie (Sittard) lelie III-2-1
lelietje-van-dalen lelie-van-dalen: idiosyncr.  lelie v. Dalen (Sittard) Lelietje van Dalen (convallaria majalis). Een10 tot 25 cm grote plant met kruipende wortelstok, bladeren meestal 2, elliptisch, de bloeistengel is onbebladerd; de bloemen bevinden zich in eenzijdige trossen, klokvormig met 6 tandjes, wit gekleurd en geure [N 92 (1982)] III-4-3
lemmer blad: blaat (Sittard), het scherp: het sjerp (Sittard), snijblad: snieblaad (Sittard) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lende lende: lenje (Sittard), lènje (Sittard, ... ) lendenen [SGV (1914)] || lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1
lenig gezwank: gesjwank (Sittard, ... ), i.e. buigzaam.  gesjwank (Sittard), zwak: sjwaak (Sittard) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
lens zijn af zijn: āf ˲zē.n (Sittard) Gezegd van een pomp die geen water meer geeft. Volgens het Sittards woordenboek (pag. 322) kon dit worden veroorzaakt doordat de klep in de pompzuiger niet goed functioneerde. Daardoor liep het water terug in de pompput en zoog men bij het pompen lucht. Door water in de pomp te gieten, dreef men de lucht onder de zuiger weg en ontstond er een gesloten waterkolom in het pomphuis. [N 64, 135c; N 66, 51c; monogr.] II-11