e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
licht bier klaar bier: klǭr bęjǝr (Sittard), licht bier: lex bęjǝr (Sittard) Bier dat gebrouwen is uit lichte mout. Volgens de invuller uit L 325 had het "lagerbier" een alcoholpercentage van 6,3 procent, terwijl de zegsman uit Q 99 opmerkt dat het "jong bier" een percentage van 5 procent bevatte. De respondent uit L 210 vermeldt dat het "lagerbier" een laag stamwortgehalte bezat. [N 35, 97; monogr.] II-2
licht vriezen kwakkelen: kwàkkələ (Sittard), rijmen: rieme (Sittard), ⁄t riemp (Sittard), ⁄t riempt (Sittard) lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)] III-4-4
lichte klei zavel: zāvǝl (Sittard) Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41] I-8
lichte nevel nevelig weer: nevelig waer (Sittard) lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)] III-4-4
lichte overjas demi (fr.): demi (Sittard), demie (Sittard), demi-saison (fr.): demi-sezon (Sittard), herfstjas: herfsjas (Sittard), seizoensjas: sezoensjas (Sittard, ... ) demi, sezoensjas || demi-saison || herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
lichten opendraaien: ōpǝdrɛjǝ (Sittard), toedraaien: tudrɛjǝ (Sittard) De molenstenen met behulp van de licht dichter bij elkaar of verder van elkaar brengen. Van een aantal opgaven is het onduidelijk of ze intransitief gebruikt worden dan wel een bepaalde term tot object hebben. Voor zover door de respondenten opgegeven, is in het woordtype het object tussen ronde haken vermeld. Het lemma is onderverdeeld in drie groepen. Het materiaal dat onder a) bijeen is geplaatst, bevat algemene benamingen voor lichten. In b) en c) zijn specifieke benamingen voor respectievelijk het verder uit elkaar brengen en het dichter bijeenbrengen van de molenstenen geplaatst. [N O, 23n; N O, 23o; Vds 107; Vds 108; Jan 140; Jan 149; Jan 150; Coe 121; Coe 122; Coe 123; Grof 143; Grof 144] II-3
lichtgeraakt, kregel gauw getreden: gau getroae (Sittard), kribbig: kribbig (Sittard), neutelijk: cf. WNT IX, kol. 1911 ev. s.v. "neutelen - daarnaast ook neuteren"(= zich met beuzelingen ophouden, leuteren, zeuren, talmen). Afl. neutelaar. Gew. "neutelig"(= knorrig, slechtgehumeurd)  neutelik (Sittard), prits: mar.: ??  pritsj (Sittard), props: mar.: ??  própsj (Sittard), vregelachtig: vreigelächtig (Sittard) kregel [SGV (1914)] || kregelig || kribbig || lichtgeraakt [SGV (1914)] || spoedig boos of driftig wordend [krikkelig, nippig, kregel, kriel, oplopig] [N 85 (1981)] III-1-4
lidmaat, ledematen lidmaat, ledematen: ei van de ledemāōte (Sittard) ledematen, lidmaat [N 10 (1961)] III-1-1
lied, liedje lied: en leeet (Sittard), liedje: leidje (Sittard), lEiitsjjes (Sittard), leitje (Sittard), lɛ.itjə (Sittard) lied [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND] || Liedje. III-3-2
liederen (mv.) liedjes: leidjes (Sittard) liederen (mv.) [SGV (1914)] III-3-2