e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loeien van de koe van pijn meken: mēkǝ (Sittard) [N 3A, 5e] I-11
loenje bekriem: bɛkręi̯m (Sittard) Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31] I-10
loeren loeren: loere (Sittard, ... ) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lof lof: lof (Sittard), luf (Sittard) het lof [RND] || Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
logeren logeren: logeere (Sittard) in de winter bij elkaar gaan logeren [winterneven] [N 87 (1981)] III-3-1
lolly hamertje: haemerke (Sittard) snoepje op een stokje in de vorm van een hamertje III-2-3
lomp paard karhengst: karhęŋs (Sittard) [JG 1a; N 8, 62h] I-9
long long: lōng (Sittard), lŭng (Sittard), lŭnge (Sittard), lòng (Sittard, ... ) long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] || longen [SGV (1914)] III-1-1
longen longen: loŋǝ (Sittard) De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b] I-11
lood, maat van 10 gram lood: lood (Sittard) de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)] III-4-4