e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meel dat gebruikt wordt voor taai-taaideeg roggemeel: rø̜gǝmē̜l (Sittard) [N 29, 87a; N 29, 87; N 29, 87b] II-1
meelmijt meelworm: eigen spellingsysteem  méélwŏrm (Sittard) mijt die in vochtig meel leeft [N 26 (1964)] III-4-2
meelopslagplaats meelkamer: mē̜lkāmǝr (Sittard) De ruimte of plaats waar het meel opgeslagen wordt. [N 29, 105b; N 29, 105e] II-1
meelpijp, meelgoot koker: kǭkǝr (Sittard), schuif: šyf (Sittard) De pijp of goot onder de molenstenen waardoor het meel naar beneden komt. Zie ook afb. 83 en 84. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; Sche 55; Vds 159; Jan 167; Coe 152; Grof 176; monogr.] II-3
meelschepje meelschup: mɛ̄lšø̜p (Sittard) Een houten vat voorzien van een steel dat diende om droog meel te scheppen. Vergelijk de lemma''s ''graanschop, schepschop'' (6.3.13) en ''graanschep'' (6.3.15). [N 18, 9b] I-4
meelschuif schuif: šȳ̄f (Sittard) Een in de meelpijp bevestigde schuif met tanden waar het meel door uiteen valt. [N O, 24b] II-3
meelworm, larve van de meeltor meelworm: maelwòrm (Sittard), maelwórm (Sittard), eigen spellingsysteem  mēlwōrm (Sittard), idiosyncr.  meîlworm (Sittard), Veldeke  maelworm (Sittard), zwaab: in bakkerijen  sjwaob (Sittard) meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)] || meelworm III-4-2
meelzak meelbuidel: mę̄l- (Sittard), meelzak: mę̄lzak (Sittard  [(meervoud: mę̄lzɛk)']  ) [monogr.] II-3
meelzeef zeef: zeef (Sittard), zęjf (Sittard) Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.] || Zeef voor het uitzeven van de zemelen. Volgens de informant van L 291 hebben de zeven op de boerderij alle een ronde vorm met verschillende doorsnee. De rand is een gebogen spaanhout. De grove zeven zijn van vertind draad maar de fijne van koperdraad of van een fijnmazige, geruite stof versterkt met paardehaar. Fijne zeven zijn ook uitsluitend van paardehaar geweven. De informant van L 372 spreekt naast een ronde zeef ook van een vierkantige met een doorsnee van 30-35 cm. Bij het woordtype "mangel" moeten we denken aan een ander soort voorwerp dan een zeef. De informant van Q 95 geeft hierover geen uitsluitsel. Zie afb. 15. [N 29, 13c; N 29, 13b] II-1, II-3
meer melk gaan geven bijkomen: (de koe) kømp bi (Sittard) [N 3A, 68] I-11